Brief uit Amsterdam

Jeroen Olyslaegers
04.12.2018
Author text
Amsterdam Tussen 7 En 8U S Ochtends November Drie

Auteur Jeroen Olyslaegers verbleef deze herfst twee maanden als writer-in-residence in Amsterdam, in het kader van een uitwisseling tussen Passa Porta, het Vlaams Fonds voor de Letteren en het Nederlands Letterenfonds.

De lusthof Amsterdam die ik op basis van romans en legendarische verhalen heb verzonnen, bestaat niet meer, niet in het echt, niet in mijn hoofd. Maar dat betekent niet dat ik hier langs ruïnes struin.

Tussen half zeven en zeven uur ’s ochtends is Amsterdam het allermooist. Ik daal de drie trappen van ons schrijfappartement af en stap naar buiten. Mijn geliefde Nikkie, soms beter bekend als de Nimf, is dan al aan het werk, want ook zij schrijft een roman en ze begint het liefst rond vijf uur in de ochtend. Ik haal diep adem en stap bijvoorbeeld richting Blauwbrug, waaraan A.F.Th. Van der Heijden ooit, bij wijze van proloog voor zijn nog niet voltooide cyclus de ‘De tandeloze tijd’, een novelle heeft gewijd. Daarin beschreef hij hoe de krakers aldaar in de jaren tachtig een slag leverden met de politie. In de jaren negentig heb ik die cyclus met grote gretigheid tot mij genomen, en het is dankzij het boek Advocaat van de hanen dat Amsterdam voor mij echt iets mythisch kreeg, ook al beschrijft Van der Heijden daarin een wereld van krakers, junkies en ander zuipend ongeregeld dat ook toen al tot het verleden behoorde.

Op het Spui is er elke vrijdag een boekenmarkt. Daar vond ik nog een boekje in beperkte oplage waarin Van der Heijden zijn kroegtochten beschrijft, maar ook die stad behoort tot het verleden. Café de Zwart, waar ik van deze schrijfplek op uitkijk, heeft niet meer dezelfde aantrekkingskracht als literaire trekpleister en Van der Heijden is er al lang niet meer de opperkroegtijger. De dood van zijn zoon heeft daar allicht mee te maken, en als lezer en bewonderaar vind ik de tragiek daarvan nog steeds niet te peilen, ook al wordt ze bezworen in mooie boeken. De lusthof Amsterdam die ik op basis van romans en legendarische verhalen heb verzonnen, bestaat niet meer, niet in het echt, niet in mijn hoofd. Maar dat betekent niet dat ik hier langs ruïnes struin.

Ik word helemaal opgeladen door deze stad en schrijf gelijk een demon. Dat komt omdat een schrijfresidentie in een andere omgeving altijd een leven ‘light’ betekent. Ge hebt de illusie van minder beslommeringen, en het ‘leven in de breedte’, zoals Van der Heijden het najaagt in zijn romancyclus, krijgt meer kansen.

De Nimf en ik leggen elkaar een minimum van dagelijks vijfhonderd woorden op, maar vaak komt een van ons in de buurt van achthonderd of duizend en ligt er nog een mooi stuk van de dag voor ons. Wandelen in alle vroegte, zonder de bezetting van de toeristen te hoeven ondergaan — laatste berekeningen: meer dan twintig miljoen per jaar – is al gauw het struinen van een verliefde geworden. Slechts een of twee keer heb ik die magie van een ontwakende stad kunnen fotograferen, maar mijn telefoon is duidelijk niet geschikt om al die schakeringen weer te geven die ik dan zie én meteen ook weer zie veranderen.

Diepe zuchten, o lezer van deze brief, gun ik mezelf. Schrijfbroeder Tom Lanoye omschreef deze stad onlangs als het ‘Parijs voor Nederlandstalige schrijvers’, en gelijk heeft hij, al weet ik echt niet of jongere generaties van schrijvers die gevoelens delen. Mij houdt deze stad wakker, met nog steeds zo veel boekhandels, mensen die graag lezen en er graag over praten, en een waardering voor het geschreven woord die elders vaak schaars blijkt. Nog één ding: de stad zien door de ogen van uw geliefde, die hier is opgegroeid, in de Jordaan en in de Dapperbuurt… dan gaat een mens finaal door de knieën en stamelt: zullen we hier blijven?

Amsterdam, november 2018
Jeroen Olyslaegers
04.12.2018