draagmand vol robotverlangens - over de deense auteur olga ravn

Persis Bekkering
01.12.2021
Author text
Ravn Olga copy Lærke Posselt

De Deense Olga Ravn is schrijver, critica en hoofd van de feministische performancegroep en schrijfschool ‘Hekseskolen’. Ook de grote wereld buiten Denemarken leert haar werk kennen nu haar derde roman Het personeel op de shortlist van de International Booker Prize belandde en in het Nederlands is vertaald.

Ravn zou onlangs te gast zijn bij Passa Porta, maar haar bezoek werd vanwege virusgevaar helaas afgezegd. Persis Bekkering, die met haar in gesprek zou gaan, stuurde ons een persoonlijke beschouwing over Ravns eigenzinnige experiment met sciencefiction en over het boek als draagmand voor sensaties, beelden en verhalen.


Ik leef, zoals getallen leven, en de sterren, zoals gelooid huid van de buik van een dier leeft, en nylon touw, zoals alle voorwerpen leven en met elkaar in verbinding staan. Ik ben als een van deze voorwerpen.
Olga Ravn

In het essay ‘The Carrier Bag Theory of Fiction’ uit 1986 denkt de Amerikaanse schrijver Ursula le Guin – vooral bekend van haar sciencefictionromans – na over de oorsprong van verhalen. Waarom zijn mensen elkaar verhalen gaan vertellen?

De klassieke verhalen volgen min of meer hetzelfde patroon. Er is een hoofdpersoon, er is een conflict, dat conflict wordt uitgevochten, einde. Waarschijnlijk zijn dat ook de oudste verhalen. De grottekeningen uit de prehistorie tonen al de strijd tussen mens en dier, spectaculaire jachttaferelen.

Die afbeeldingen geven een beetje een vertekend beeld. In werkelijkheid aten de eerste mensen heel weinig vlees en waren ze in eerste instantie vooral bezig met het verzamelen van plantaardig voedsel, mugjes en kleine beestjes, schrijft Le Guin in navolging van antropoloog Elisabeth Fisher. Jagen op zoogdieren kon pas gebeuren als er in de eerste levensbehoeften was voorzien. De eerste mensen aten zaden en groeven wortels uit. De eerste objecten die mensen maakten waren dan ook geen wapens, stokken of harde voorwerpen; de meeste wetenschappers gaan er van uit dat de vroegste voorwerpen dragers waren, zoals manden. Mensen zijn eerst en vooral verzamelaars.

Het is natuurlijk logisch, schrijft Le Guin, dat de verhalen die de mensen elkaar in de prehistorie vertelden niet gingen over het openpellen van beukennootjes, en nog een nootje, en nog een nootje, en nog één. Het is veel interessanter om te luisteren naar de spannende verhalen van de teruggekeerde (mannelijke) jagers, over hoe ze een reusachtig beest na een uitputtende strijd wisten neer te halen; juist omdat het grootste deel van de dag in het teken stond van repetitieve handelingen.

Verhalen draaiden vanaf het begin dus al om conflict. Maar, vraagt Le Guin zich af, kunnen we ook ons iets anders voorstellen dan een dramatisch verhaal? Kan een verhaal ook als die draagmand zijn, als een verzameling van sensaties, herinneringen, dromen, handelingen? Een verhaal dat niet draait om dat langwerpige wapen, maar dat is gevormd als iets dat draagt, als een baarmoeder? Wat is een boek anders dan een drager van een verzameling woorden?

‘We've heard it, we've all heard all about all the sticks spears and swords, the things to bash and poke and hit with, the long, hard things, but we have not heard about the thing to put things in, the container for the thing contained. That is a new story. That is news.’
Ursula Le Guin

Ik moest steeds aan dat essay denken bij het lezen van Olga Ravns prachtige novelle Het personeel (vert. Michal van Zelm, uitg. Das Mag, 2021). Het boek bestaat uit een verzameling getuigenverklaringen van de werknemers van ‘het zesduizendste schip’, een ruimteschip dat op vele lichtjaren afstand van de aarde op expeditie is. De werknemers bestaan zowel uit mensen als uit menselijk aandoende robots, die politiek correct ‘mensachtigen’ worden genoemd.

De categorieën zijn echter wazig. Er zijn ook mensen op het schip die protheses en andere technologische aanpassingen aan hun lichaam hebben, ‘knipperend tussen 1 en 0’. Het enige onderscheid tussen de wezens is dat de mensachtigen nooit op aarde hebben geleefd. Herinneringen zijn hun ingeplant, zoals bij de androïden in Philip K. Dicks De elektrische nachtmerrie, net als hun stereotype verlangens naar huishoudelijk, heteroseksueel geluk en groene tuinen.

Een commissie interviewt alle werknemers van het schip; de lezer krijgt alleen de gecensureerde antwoorden te lezen. Het voorwoord stelt in gortdroge beleidstaal dat de commissie een onderzoek doet naar ‘de relatie [van de werknemers] tot de ruimtes en de objecten daarin’, maar gaandeweg blijkt dat er een conflict is uitgebroken tussen de mensachtigen en de mensen. Dat het iets te maken heeft met de vreemde objecten die ze hebben gevonden op een planeet die ‘de Ontdekking’ wordt genoemd. Dat die objecten de werknemers veranderen en beïnvloeden, dat ze sindsdien vreemde, nieuwe dromen en verlangens hebben gekregen, verlangens die de werkvloer overstijgen, die meer van hen maakt dan louter arbeidskracht en productiviteit.

Het personeel is precies die drager van sensaties, beelden en verhalen waar Le Guin over schreef. De getuigenverklaringen, die meestal niet meer dan één bladzijde beslaan, hebben geen dwingende samenhang, staan niet in dienst van de opbouw. Het gaat om de veelheid, om het geheel aan stemmen en hoe zij op elkaar reageren. Hoewel er uiteindelijk toch een ontknoping volgt, die impliciet blijft en niet op de pagina wordt uitgewerkt, gaat het er in Het personeel niet om hoe al die documenten daarnaartoe toewerken. Zonder het slot zou de roman niets aan kracht verliezen, denk ik zelfs. Een verhaal als een draagtas zal nog steeds conflicten bevatten, schreef Le Guin ook al, alleen zijn ze niet het schakelpunt waaraan alle inhoud wordt opgehangen.

Het is onze indruk dat de dingen uit het dal op de Ontdekking bij ons willen blijven. Dat zij van ons zijn, en dat wij op onze beurt van hen zijn. Dat ze ons zijn.
Olga Ravn

De werknemers hebben objecten aan boord gehaald die zij niet begrijpen. Ze kunnen er niet mee communiceren. Ze kunnen ze niet eens omschrijven, de verschijningen zijn te vreemd. Ze noemen ze ‘de omgekeerde strap-on’ of ‘het diamant-ei’ of ‘de halfnaakte boon’. De categorieën die wij als mensen hanteren zijn niet van toepassing op deze objecten: ‘Waarom stel ik me het voorwerp als vloeibaar voor? Kunnen jullie me dat vertellen? Het is toch duidelijk dat het voorwerp vast is, een vaste stof.’

De mensen en mensachtigen bevinden zich in dezelfde verwarring over de objecten; oog in oog met het absoluut andere verdwijnen hun onderlinge verschillen. Als lezer weet je vaak niet eens wie er aan het woord is, een mens of een robot, en het maakt niet uit, je kunt je in allebei verplaatsen.

‘Ze hebben een taal die me kapot maakt als ik bij ze naar binnen ga.’ De teksten lezen als een voortdurend zoeken naar betekenis, nu de wereld op het schip niet meer begrijpelijk is. Juist die draagmandvorm past daar zo goed bij. Het is een heel open structuur, een zoekend schrijven, vol gaten en vraagtekens. Een vooraf bepaalde mal met een klassieke spanningsboog had dit verhaal niet kunnen vertellen.

Op Ravns ruimteschip (natuurlijk ook een container) wordt geen heroïsche strijd geleverd met agressieve aliens. De bewoners van het schip ontwikkelen gevoelens voor de objecten, ze willen ze aanraken, proeven. Ze transformeren. Ineens wil er iemand niets liever dan shoppen. Of er komen plots ongewild pijnlijke herinneringen naar boven - aan de dood van een kind bijvoorbeeld, waarbij het er niet toe doet of die herinnering echt is of niet. Voor de lezer niet, maar ook niet voor het personage, omdat het personage door te voelen beseft dat het aan diepte wint, dat verdriet voelen emancipatie betekent van de ‘update’. Dat is natuurlijk bedreigend voor de mens. Uiteindelijk is het die emancipatie die de eindstrijd veroorzaakt.

Die strijd bevindt zich buiten beeld. Het proza van Ravn gaat over ervaringen. Over wat mensen mensen maakt – juist door een futuristisch verhaal te vertellen kan ze teruggaan naar de kern van ons menszijn, naar het begin, toen we allemaal verzamelaars waren. Tasten, ruiken, verlangen, verbinden: dit is een nieuw soort sciencefiction.

Dat ze mij dan wel geschapen mogen hebben, maar dat ik nu bezig ben mezelf te scheppen.

Persis Bekkering (1987) is een Nederlandse schrijver en criticus. Ze recenseert voor NRC Handelsblad en schrijft columns, proza en essays voor onder andere De Gids, Mister Motley en de Nederlandse Boekengids. In 2018 debuteerde ze met de roman Een heldenleven, in 2021 gevolgd door de roman Exces, een ode aan de ravecultuur.

Auteursportret Olga Ravn: Lærke Posselt

Persis Bekkering
01.12.2021