grimmige liefde - bij de presentatie van de nieuwe roman van joost vandecasteele

Rob van Essen
25.11.2021
Texte d’auteur
Robvoor Joost

Soms gaat het er in ons internationaal literatuurhuis ook ook wel eens heel 'lokaal' aan toe. Zoals op 27 oktober jongstleden, toen Joost Vandecasteele er zijn jongste Brusselroman Verlos ons van het kwaad presenteerde. Een van de hoofdgasten was die avond Joosts voormalige buurman Rob van Essen, die deze fijne lofrede uitsprak.

Joost Vandecasteele heeft bij ons in de straat gewoond. Het is de straat met de mooie naam Zelfbestuursstraat. Joost woonde met zijn gezin schuin tegenover ons, als je uit het raam keek kon je net hun balkon zien.

Ik heb het altijd jammer gevonden dat Joost niet rookte. Niet omdat ik hem een voortijdige, pijnlijke dood toewens, maar omdat ik hem graag op dat balkon had zien staan roken. Ik weet niet of Joost ooit gerookt heeft, zo lang ken ik hem nog niet, maar ik weet hoe het eruit zou zien, op dat balkon. Hij steekt zijn sigaret aan en rookt die in één zuigende teug tot as. Je zou het radeloze geknisper van tabak en papier tot in onze kamer kunnen horen, met de ramen dicht.

Joost, Geertje, Arthur en Gustav verhuisden nog vóór de eerste lockdown, en dat betekent dat ook een ander schouwspel ons ontnomen werd. Tijdens die lockdown werd er door inwoners van Brussel, en niet alleen door hen, elke avond om acht uur een paar minuten geklapt, voor het open raam. Dat was bedoeld om het zorgpersoneel een hart onder de riem te steken, maar in werkelijkheid was het gewoon wederzijdse bemoediging van buren en overburen.

Ik had Joost zo graag op zijn balkon zien klappen. Ik denk dat zijn ritme bepalend was geworden, dat na drie, vier tellen wij ons allemaal hadden geschikt, zonder het te weten, pas als Joost op een dag om acht uur verstek had laten gaan hadden we gemerkt hoe chaotisch we aan het klappen waren. Ik denk ook dat Joost op slechte dagen in staat was geweest om de hele straat leeg te klappen, om er in zijn kwade stemming voor te zorgen dat we bedeesd onze ramen sloten met de gedachte: nee, vandaag zit het er niet in.

Maar Joost woonde er toen al niet meer, ze trokken weg, dieper Anderlecht in. Wie er over bleef was de klappende buurvrouw op het balkon naast de voormalige woning van Joost, Lize en ik maakten van haar een alleenstaande, gepensioneerde lerares Engels, ze klapte bescheiden maar gretig, knikkend naar buren en overburen, tot er op een dag steigers verschenen en de hele gevel, inclusief haar balkon, verdween achter een groot ondoorzichtig steigerdoek. Op sommige avonden, als de wind goed stond, kon je haar achter dat doek nog zachtjes horen klappen.

Maar ik dwaal af. Bovendien, misschien is die buurvrouw wel bevriend met Joost en is ze hier aanwezig en denkt ze nu: waar gaat dit over, hier klopt helemaal niets van en ik dacht dat het over een boek zou gaan vanavond.

Goed dan.


Grappig genoeg was dat trouwens ook de titel van de petitie waarmee we bij ons in de straat de deuren langs zijn gegaan om Joost weg te krijgen.

Nee, dat is onzin.

Die petitie heette heel anders.

Goed, oké, nu maar eens ter zake.

*

Sinds ik hier min of meer woon ben ik op zoek naar romans over Brussel. Nou, er is er eentje uitgekomen. Hier. Een boek als een hamer.

Koen B.

Een naam als een verdachte, een gescheiden man van 35, met een zoon van 6. Woont in een chaotische stedelijke betonnen jungle die Brussel heet. Als we beginnen is het 2015, de aanslagen in Parijs zijn een week oud. Er dreigt van alles in Brussel en Koen B. heeft het al zwaar genoeg met al zijn pogingen om zich te handhaven.

Hij lijkt een alter ego van zijn schepper, alleen al gezien waar hij woont. Daarom begon ik net over onze straat want is dat niet onze straat in dit boek, de straat waar Koen B. woont, die uitgeeft op de Luchtvaartsquare, het plein dat gebukt gaat onder diefstal en andere vormen van drugsellende en terreur, jawel, dat is onze straat, dat is onze wijk, alle straten zitten vol grauwe dreiging in dit boek, maar kom, Joost, de Luchtvaartsquare, waar we met z’n vieren op een terras hebben gescrabbeld, in de zon, met de baby in de kinderwagen, dat idyllische pleintje – maar inderdaad, op datzelfde pleintje worden drugs gedeald en gebruikt en lopen jongens zo dicht achter je langs dat ze tegen je jas aanstrijken zodat je meteen gaat checken of je alles nog hebt maar dat moet je juist niet doen want dan weten ze waar het zit – ja, dat pleintje. In Verlos ons van het kwaad wordt daar niet gescrabbeld in de zon, dat kan ik u verzekeren.

Hard is iets anders dan harteloos.

Het is een hard boek, over een harde wereld, waar op straat het recht van de sterkste geldt. Prachtig en een beetje huiveringwekkend hoe Joost beschrijft hoe Koen op straat van zijn telefoon wordt gescheiden. Het is geen overval, maar een kwestie van iemand die zijn recht opeist in de heersende verhoudingen op straat; het resultaat bij de onderliggende partij is schaamte, en daarna woede, niet alleen om die overval maar ook, vooral, om de schaamte. De sfeer op de straten van Brussel wordt zo meedogenloos beschreven dat ik nu nauwelijks nog naar buiten durf. Dat is dan de kracht van literatuur: ze houdt je binnen. Niet omdat je een boek aan het lezen bent, maar omdat je een boek gelezen hebt.

Dan is er, in de andere verhaallijn in dit boek, Elise E., de jonge meesterhacker die in de strengst beveiligde systemen weet door te dringen. Ook hier is de schrijver in zijn element, hij beschrijft gedetailleerd hoe Elise te werk gaat, hoe schimmig de wereld is waardoorheen zij zelf als een schim beweegt, bij deze passages was het alsof ik een actuele roman van John le Carré las – razend spannend, snel, en goed gedocumenteerd. Actueel is de roman sowieso, op het moment dat nu in Parijs Salah Abdeslam terechtstaat, lezen we in deze roman over zijn bewegingen in Brussel na de aanslagen. Ik geloof niet dat ik ooit een actuelere roman las die bovendien door de woede die erin zit het actuele overstijgt en ons, ja, aan het denken zet, het is niet anders.

Drie dagen na de terroristische aanslag in Manchester van 22 mei 2017 werd er in die stad een minuut stilte gehouden. Na die minuut begon in het publiek iemand voorzichtig ‘Don’t look back in anger’ te zingen, een nummer van Oasis. Steeds meer mensen zongen mee, vooral toen het refrein begon, er staan clips van op YouTube, bekijk ze maar.


 

Die wonderlijke zachtheid die daaruit spreekt, is in dit boek volkomen afwezig. Dit boek roept je toe: kom op, kijk om je heen, do look back in anger, verdomme, en als je dan toch bezig bent, kijk dan ook alvast vooruit met woede. Want wanneer de twee verhaallijnen elkaar ontmoeten, gaan we de nabije toekomst in, en lezen we verdomme een draaiboek, het is alsof Joost de toekomst niet verzint, maar aftapt. Dan zien we ook hoe het afloopt met Koen B., die we ooit als alter ego van de auteur beschouwden, en dan vermoeden we dat deze roman ook een vorm van zelfonderzoek is, van de auteur ja, maar hij zorgt er ook voor dat wij onszelf gaan onderzoeken. En om ons heen gaan kijken.

Misschien wek ik nu de indruk dat dit een koud, meedogenloos boek is. Niets is minder waar. De auteur is hard maar hij weet dat dat momenteel de enige toon is die volstaat. Hard is iets anders dan harteloos. De auteur is met ons begaan. Hij is met onze stad begaan. Geloof hem niet als hij iets anders beweert. Joost is een schrijver met grimmige liefde. Daar zouden er meer van mogen zijn.

Rob van Essen, oktober 2021

Rob van Essen
25.11.2021