Lize Spit beantwoordt onze vragen over de lezer

13.02.2019
Lize Spit © Keke Keukelaar

Aanstaande zondag 17 februari om 14:00 praat Adrienne Nizet van Passa Porta op de Brusselse Foire du Livre met Lize Spit (Het smelt) en de Franstalige Belgische schrijfster Adeline Dieudonné (La vraie vie), naar aanleiding van het enorme succes van hun eerste romans. Dit gesprek in het kader van Flirt Flamand geeft meteen ook een voorproefje van het Passa Porta Festival, waar de schrijfsters elkaar ontmoeten voor een uitgebreid gesprek over het vervolg: hoe de confrontatie met het witte blad aan te gaan na zo’n overdonderend debuut.

Wij legden Lize Spit alvast onze vragenlijst over de lezer voor.

1. Hoe ziet de ideale lezer van uw werk eruit?

Ik ben gelukkig met elke lezer. Maar als ik een beetje kieskeurig mag zijn, heb ik een voorkeur voor niet-vooringenomen lezers. En daarnaast, ook belangrijk: lezers die niet gehaast zijn, die er niet toe verplicht werden, die niet slaperig zijn (er zijn zoveel mensen die lezen om in slaap te kunnen vallen, ik beschouw het nooit écht als een compliment wanneer mensen zeggen dat jouw boek hen ‘wakker hield’ — er gaat toch ook niemand naar theater in de hoop eens een uurtje diep te slapen, en dat er dan nadien gezegd wordt: ‘het was een goed stuk, want ik wilde steeds maar blijven kijken’?)

Wat ik ook nog belangrijk vind bij lezers: een grote verbeeldingskracht. Lezers moeten hun eigen beelden maken, ze moeten het verhaal verfilmen in hun gedachten, een boek kan maar zo sterk zijn als het visuele vermogen van de lezer.

2. Heeft u ook een (reëel bestaande) favoriete lezer? Kunt u die beschrijven?

Mijn redacteur, omdat ik weet dat ze eerlijk zal zijn, maar ze het wel goed wíl vinden. En mijn uitgever, omdat ik zijn oordeel vrees en hem niet teleur wil stellen.

3. Wat leest u wanneer u aan een boek werkt?

Normaal lees ik tijdens het schrijven zo min mogelijk, want dan ga ik te veel twijfelen aan mijn eigen stijl en dan schokt de naald van m’n kompas. Maar laatst zat ik al enkele weken muurvast met mijn eigen boek, en toen ontdekte ik hoe goed het kan zijn om je te laten ‘losmaken’ door andere verhalen. Ik las onder andere De Goede Zoon van Rob van Essen en nu ben ik begonnen in Mijn jaar van rust en kalmte van Otessa Moshfegh. Beide boeken hebben me geruststellend, ze hebben me weer wat losser gemaakt, vanwege de humor en de speelsheid. Ik dacht geregeld, al lezend: ‘oh, zo kan het dus ook.’ Pas als ik zelf lees, merk ik hoeveel je als lezer pikt, in hoeverre je bereid bent in de vreemdste kronkels mee te gaan, zolang het maar goed geschreven is, en dat is een verlossende gedachte. Een lezer staat —tenzij vooringenomen — altijd aan de kant van de schrijver zijn/haar verbeelding.

4. Beschouwt u zichzelf als een goede en kritische lezeres van uw eigen werk? Waarom (niet)?

Ik kan best kritisch kijken naar mijn eigen werk, soms ben ik té onzeker, en ga ik alleen maar priegelen en schrappen en inbinden, en zo maak ik de tekst ook weer kapot, zo lijden de zinnen aan zuurstoftekort. Als het schrijven niet vlot gaat, dan pikt een lezer dat ook op, dan worden de taal of de beelden wat geforceerd. Ik schrijf goed ’s nachts, omdat er dan net een soort van correctiefactor wegvalt. Wanneer de wereld om me heen slaapt, waan ik me minder ‘bespied’, ook door mezelf.

5. Richt uw werk zich tot een specifieke groep lezers, bijvoorbeeld tot lezers met een bepaalde voorkennis of leeservaring, of is het werkelijk voor iedereen bestemd?

Ik denk dat mijn werk een groot publiek aan kan spreken, omdat het niet hoogdrempelig is, maar wel literair (nu ja, niet volgens iedereen, natuurlijk). Ik hoop boeken en verhalen te schrijven die ontroeren, die gelaagd zijn, maar ook spannend opgebouwd: de lezer moet verder willen lezen, gebrand zijn iets te weten te komen. Dat is wat schrijven voor mijn part fijn maakt: het verhaal leggen als een puzzel en op de juiste ogenblikken de goede dosissen informatie lossen opdat het plot zich ontrolt – daar haal ik zelf de meeste voldoening uit (maar het schept ook een grote faalkans).

6. Wat is (de rol van) een goede lezer? Op welke manier is een dialoog met uw lezers voor u als auteur nog interessant en inspirerend zodra het boek gepubliceerd is?

Ik heb pas begrepen welk boek ik geschreven heb met het Smelt toen ik lezers ontmoette. Misschien heb ik toen pas begrepen hoe donker mijn boek was, en hoe expliciet bepaalde passages - ik was me daar zelf niet bewust van terwijl ik het schreef, want ik was verdoofd door de focus op het schrijven zelf.

Journalisten en lezers fungeren als spiegel. Hoe meer reacties van lezers ik kreeg, hoe meer inzicht ik kreeg in mijn eigen schrijfproces. Er ontstond pas na mijn boek een bewustzijn, dat vormend werkte, dat een houvast gaf, maar dat nu ook niet meer te vergeten valt, bij het schrijven aan mijn tweede boek, wat het schrijven nu ook bemoeilijkt.

Des te vaker een boek gelezen wordt, des te meer levend het wordt. Een boek dat niet gelezen wordt is een boek dat – naar mijn mening – eigenlijk niet écht bestaat, want een schrijver kan zijn/haar eigen boek niet zelf lezen, hij/zij kan het enkel schrijven. Dus ja, lezers zijn onmisbaar, en er is niets mooier dan een lezer die een boek meermaals leest, en grondig – een groter compliment kun je als schrijver niet krijgen, lijkt me.

Lees ook de antwoorden van Caroline Lamarche, Stéphane Lambert, Thomas Gunzig (in het Frans), Koen Peeters en Rachida Lamrabet.

Wil je meer weten over hoe auteurs over de lezer denken, lees dan zeker ook het verslag van het voorbije Passa Porta Seminar (in het Engels) en de Passa Porta-lezing door de Brits-Hongaarse schrijver David Szalay, ‘Een oneindig spel’.

13.02.2019