‘Maak boeken, geen kinderen’

Adeline Dieudonné
12.11.2018
Auteurstekst
Adeline Dieudonné C Jean François Robert

Voor onze tweede ‘Nuit des écrivains’ in Passa Porta met radiozender La Première (7.11.2018) blikte de Brusselse schrijfster Adeline Dieudonné terug op de manier waarop La vraie vie tot stand kwam, haar eerste roman die een overweldigend succes kent en dit najaar ook in het Nederlands verschijnt bij Atlas Contact.

Wie dit nieuwe Franstalig Belgische talent alvast wil leren kennen, kan op 17.2 terecht op de Foire du Livre, waar ze in gesprek gaat met die andere succesvolle debutante, Lize Spit. Vlaanderen is dit jaar overigens eregast op de jaarlijkse Brusselse boekenbeurs: hier vind je het volledige programma van de Flirt Flamand. Daarna ontmoeten beide dames elkaar opnieuw op het Passa Porta Festival! (Programma online vanaf 28.2.)

Ik moet bekennen dat het in eerste instantie niet mijn idee was om een theatertekst te gaan schrijven, dan novelles, en dan een roman. Het is allemaal de fout van Thomas Gunzig. In geval van klachten, gelieve ze dus rechtstreeks aan hem te richten, ik zit daar voor niets tussen.

De stem van de onredelijkheid

Gunzig was degene die mij overhaalde. ‘Kom op, probeer gewoon.’ ‘Maar wie vindt dat interessant?’ vroeg ik. De blik van Adeline Dieudonné op de wereld, die boeit toch niemand?’ Daar had je haar weer, de stem in mijn hoofd liet zich horen. Het stemmetje dat mij ‘sukkel’ noemt. Zo eentje hebben we volgens mij allemaal. De stem van de onredelijkheid. Tevoren deed ik alles wat ze mij vertelde. En in grote lijnen kwam het erop neer dat ik niet veel deed.

Wie is dat stemmetje? Waarom zit het daar? Eerlijk gezegd heb ik weinig zin om dat onontwarbare kluwen te gaan ontrafelen. Alles bij elkaar ben ik een jonge vrouw die de Sorbonne niet heeft gedaan, die niet eens echt heeft gestudeerd, en ik heb de voorbije vijftien jaar doorgebracht met (in min of meer chronologische volgorde): op de Playstation spelen, joints roken, in danig veel restaurants opdienen (wat de nodige commentaar over de vorm van mijn borsten en billen uitlokte), castings aflopen, een baby zogen, een baby verschonen, een draagdoek leren knopen, seksspeeltjes aan huis verkopen, productieplanningen maken, vliegtickets boeken, plaids verkopen, Excel leren gebruiken, een appartement renoveren, twee relaties verknoeien, kortom, een modaal bestaan. In elk geval heel ver van de intellectuele elite. Goede argumenten te over voor dat stemmetje.

Het tijdperk waarin dat stemmetje me de wet voorschreef was voorbij. Het moest leren aanvaarden dat het in een democratie leefde en de macht moest delen met alle anderen.

Door te schrijven werden de cellen ontgrendeld

Maar Thomas zei: ‘Ga ervoor, wat kan jou het schelen.’ Dus begon ik te schrijven en ging dat stemmetje van mij in een hoek zitten mokken. Natuurlijk was het waardeloos in het begin, en dan kwam het me weer allerlei hatelijkheden influisteren. ‘Ha zie je wel? Je verdoet je tijd, sukkel.’ Maar binnen in mij borrelden er nieuwe stemmen op. Door te schrijven werden de cellen voor het eerst ontgrendeld. Enfin, dat doet er niet toe, dat is mijn interne keuken, om maar te zeggen: ik realiseerde me dat ik er recht op had. Achteraf bekeken kun je je afvragen of ze steek hield, die behoefte aan een bevoegde blik die mij moest toestaan te schrijven zodat ik het mezelf weer kon toestaan. Maar dat is voer voor mijn psychologe.

Vervolgens waren er de novelles, de grote prijs van de Franse Gemeenschap, en twee publicaties bij Lamiroy. Toen zei mijn stemmetje: ‘Oké ja, het is een zinvolle hobby.’ Maar diep vanbinnen voelde ik dat het meer was. Door te schrijven kon ik vertellen wie ik was. Mezelf eerst ontdekken, dan aanvaarden en ten slotte tonen. Ik voelde hoe zich binnen in mij een kalme vastberadenheid nestelde. Het tijdperk waarin dat stemmetje mij de wet voorschreef, was voorbij. Het moest leren aanvaarden dat het in een democratie leefde en de macht met alle anderen moest delen.

Een roman schrijven, of een kind verwekken

En een paar van die andere stemmen stelden voor een roman te beginnen schrijven. ‘Haha! Túúrlijk! Een roman! En wat nog meer?’ vroeg het stemmetje. Ik zeg niet dat het makkelijk was. Eerlijk gezegd was het hard labeur. Ik heb 25 keer bij mezelf gezegd: ‘Wat voor een klote idee was dit?’ Ik heb er 150 keer de brui aan willen geven. Maar het is zoals een documentaire op Arte bekijken, je zou ze liever uitzetten om wat op Jacquie et Michel rond te struinen maar je zegt tegen jezelf dat als je dat doet, je alle zelfrespect zult verliezen (wat dit specifieke onderwerp betreft heb ik ontdekt dat je de twee kunt combineren met een split screen). Ik zou nu een schunnige analogie tussen schrijven en masturberen kunnen maken, maar die zal ik jullie besparen.

Ik ga wel in het diepe springen met het cliché over de parallel tussen het schrijven van een roman en het verwekken van een kind. In beide gevallen heb je geen flauw idee van wat je wacht als je beslist ervoor te gaan. In beide gevallen voel je vroeg of laat een sterke aanvechting de vrucht van je arbeid in de glasbol te kieperen. In beide gevallen bereik je dat punt waarop je thuis rondscharrelt met een verwilderde blik, vettig haar en kwijl op je lippen door het slaapgebrek. Maar in beide gevallen ben je zo trots als hij er ten slotte in slaagt zijn eigen leven te leiden, dat je hem bijna zou vergeven dat hij je 25 jaar levensverwachting heeft gekost. En in beide gevallen vraag je je af hoe je ooit zonder hebt kunnen leven. Alles bij elkaar lijkt het enige noemenswaardige verschil tussen een kind en een roman mij dat een roman je normaal gezien niet onderkotst. Conclusie: maak boeken, geen kinderen.

Alles bij elkaar lijkt het enige noemenswaardige verschil tussen een kind en een roman mij dat een roman je meestal niet onderkotst.

Het heeft veel potentieel maar er is werk aan de winkel

En toen ontmoette ik Stéphane Levens. Idem dito: voor klachten moet je bij haar zijn. Zij heeft een van mijn novelles laten lezen aan Julia Pavlowitch bij uitgeverij L’Iconoclaste. Bingo, joehoe, Freed from desire, ze vond het goed! Later stuurde ik haar de eerste versie van het manuscript en toen zei ze ‘Eeeuuh... Oké, het heeft veel potentieel, maar er is werk aan de winkel, ben je er klaar voor?’ ‘Ha, zie je wel, sukkel? Het is niet goed.’ ‘Hou je kop.’

Aan het werk dus. Sommige auteurs aarzelen om hun manuscript te herwerken. Ik niet. Ik benader redactiewerk als een actrice. Beroepsmisvorming misschien, maar in het theater leer je jezelf wegcijferen in het belang van het stuk, leer je je overleveren aan de regisseur, die het werk vanuit de zaal bekijkt, vanuit de stoel van het publiek. Met een redacteur is dat niet anders. Dus heb ik geluisterd, geleerd, mijn manuscript herzien. Ik had de juiste persoon voor mij, zij wist hoe ze me kon begeleiden naar de roman die ik in mijn hoofd had. We zijn ertegenaan gegaan. Toen werd het februari en vertelde Julia me dat het in orde was: mijn manuscript was goedgekeurd, het zou gepubliceerd worden.

Mijn redactrice is een Viking

Het kostte mij geen moeite om mijn manuscript los te laten. Ik had met dit boek gegeven wat ik te geven had. Ik zou het beter doen met het volgende. In juni zei Julia mij: ‘We gaan je boek insturen voor de literatuurprijzen.’ Ik lachte me slap: ‘Hahaha! Ja hoor, túúrlijk, je gaat hem sturen naar Goncourt, Renaudot, Fémina en Médicis!’ Zij zei: ‘Klopt.’ Mijn redactrice heeft het stemmetje dat haar voor sukkel uitfoetert overwonnen. Een Viking is ze. Toen begon het wachten. Alles was klaar, het boek was gedrukt, ik kon niets meer doen. Behalve wachten tot het uitkwam. Zullen er lezers zijn? Zal er een beetje over gepraat worden in de pers? Of zal het onopgemerkt blijven, zoals zoveel andere boeken, en opgaan in de vracht nieuwe boeken voor de rentrée littéraire, het literaire najaar?

Wat er toen gebeurde... Dat ging mijn begrip te boven. Een succes zoals dat van La Vraie Vie, dat kun je niet verklaren. Dat is een kernreactor, een reeks gebeurtenissen die de waarde van het boek overstijgt, die mij overstijgt. De Fnac-prijzen, de Prix Première plume, de Prix Filigranes, de shortlist van de Prix Goncourt, de Prix Renaudot pour lycéens: zo had ik het me uiteraard niet voorgesteld. De boekhandels stortten zich erop, daarna de pers, en daarna de lezers.

Een succes als dat van 'La Vraie Vie' kun je niet verklaren. Dat is een kernreactor, een reeks gebeurtenissen die het boek overstijgt, die mij overstijgt.

Een fenomeen van toe-eigening

Er is zo veel over deze roman gepraat, hij is ontleed, beoordeeld, gewogen, geïnterpreteerd. Het is overdonderend. Ik beleef een fenomeen van toe-eigening dat zowel opwindend als verwarrend is. Ik voel me een beetje onteigend: deze roman is niet meer van mij. Maar als zijn verwekster moet ik erover praten, hem verdedigen als dat moet. Negatieve kritiek is zeldzaam, maar het steekt. Ook al hoop ik er op de een of andere manier op. Kritiek is natuurlijk en normaal, eensgezindheid bestaat niet. ‘Goede literatuur’ bestaat niet, elk wat wils, en ieder individu heeft het recht om zich uit te spreken. (Ik zeg dat om een goede indruk te maken: een criticus die iets naars over mijn boek zegt, wil ik eigenlijk gewoon in een zuurbad zien creperen. Ze moeten van mijn kind afblijven.) En dan zijn er nog de interviews, de praatprogramma’s op televisie en de radio.

Sedert begin september lijkt het alsof ik op een mondeling examen ben beland waarvoor ik niet heb gestudeerd. Ik moet het hoofd bieden aan de vragen van journalisten, van de Parijse intellectuele elite. Zoals deze: ‘Per slot van rekening kant uw verhaal zich tegen het sociale determinisme, u stelt zich op als anti-Bourdieu, hoe ziet u de superioriteit van de maatschappij tegenover individuele gedragingen?’ Je kunt je voorstellen dat de lust me dan bekruipt om te antwoorden: ‘Oeps, sorry, ik ontvang net een sms’je over mijn waterschildpadje dat een beroerte heeft gekregen, ik moet u laten.’ Ik probeer daar echter zo goed mogelijk mee om te gaan: ‘O ja, Bourdieu, die heb ik natuurlijk gelezen maar ik denk dat er in dit geval geen sprake is van tegenstrijdigheid, mijn heldin, blablabla.’ Maar goed dat ik niet op mijn mondje ben gevallen.

En dan, zodra de storm een beetje is gaan liggen, kan ik me aan nummer twee wagen. ‘Oké sukkel, je hebt een boek gemaakt, niet slecht, maar dat was puur geluk. Bovendien rekenen de mensen nu op je, dus je gaat ze sowieso teleurstellen.’ O ja, het is er nog steeds, dat stemmetje. Het vindt alle redenen goed om uit te varen. Aan mij om goede redenen te vinden om er niet naar te luisteren.

Vertaald uit het Frans door Annelies Kin
foto © Jean-François Robert
Adeline Dieudonné
12.11.2018