Vers(chill) Brussel. Een bilaterale alliantie tussen kunst & poëzie

Luk Lambrecht
16.04.2019
Vers Brussel Versopstoep C Lieven De Laet Vers Brussel

Het introduceren van kunst in de openbare ruimte is vaak problematisch: kunst doet zich veelal voor als een zonevreemd teken, en niet als een doorleefd koppelteken met de omringende omgeving. Kunst verhoudt zich tot de werkelijkheid of doet dat nu eenmaal niet.

Bij ‘zonevreemde’ kunst wordt meestal een verreikende, gespecialiseerde kennis van de actuele kunst verwacht. Dat is voor velen een hoge drempel, en ook tegenstrijdig met het visualiseren van een mogelijke mentaal-publieke ‘co-re-actie’, die kan ontstaan via een weldoordachte interventie van kunst in de openbare ruimte.

De kunst zet zich a priori af tegen de chaotische saaiheid van een stad als Brussel, waarin vandaag amper rekening wordt gehouden met de kwaliteit van architectuur, laat staan met de functionele en gemeenschapsvormende organisatie van de publieke ruimte.

Een project zoals Vers Brussel – Poëzie in de stad maakt een fris verschil. Goede kunstenaars werden gelieerd met goede dichters, die vanuit alle hoeken van de wereld de stad binnenwaaien en een babel-iconisch timbre toevoegen via een snoer van 10 poëtisch-(ver)beeldende realisaties. De werken zijn te vinden in uiteenlopende wijken, ook en vooral buiten het hippe centrum van de stad. Wat opvalt is dat de meeste realisaties zich nestelen in de oksels en de plooien van de stad, waar ze zich niet als spektakel manifesteren.

De kunstwerken zijn wonderwel omgevingsgevoelig en laten zich liever betrappen dan zich te laten aangapen als opzichtige artistieke tekens die zich gewillig laten inpassen in het actuele veralgemeende gebruik van kunst voor lucratieve en toeristische citymarketing-doeleinden.

Kunst in de openbare omgeving is de ultieme artistieke daad voor een kunstenaar. Met het plaatsen van kunst in de publieke ruimte geeft de kunstenaar de ‘privacy’ van zijn of haar kunst op, die vandaag vooral afzet vindt in de besloten context van de verhitte, globaal-speculatieve circuits van de kunstmarkt.

Kunst in de openbare ruimte stelt zich fragiel op en doet dat zonder doelpubliek. Dát is voor een kunstenaar, die vandaag niet op kan tegen de concurrentie van de verpletterende, monumentale led-reclames, een kleine nachtmerrie en een immense uitdaging. Het is trouwens merkwaardig dat de reclame-industrie maar al te graag de beeldtaal van de kunst overneemt in een van alle inhoud ontdaan systeem van aanlokkelijke product eye-catchers die de drang aanvuren om meer te consumeren. Kunst consumeer je niet, aan kunst nip je als was het een glas Brunello uit een schitterend wijnjaar. En dat gebeurt met Vers Brussel.

Passanten wandelen letterlijk op gedichten (Henri Jacobs), lezen poëzie op onopvallende straatborden (Christian Israel), worden verrast door artificiële poëziebomen (Orla Barry) of lopen onder sculpturale uitvergrotingen van verzen (Els Opsomer). Ze worden vaak ook uitgenodigd om op een ideaal kijkpunt plaats te nemen en er de poëzie van het zien langzaam te ondergaan of te beleven (Filip Van Dingenen, Peter Weidenbaum). Het visualiseren van gedichten is artistiek divers en weerspiegelt de zachte intentie van de kunstenaars om woord en beeld te versmelten tot een veelzijdige ervaring.

Eén gedicht werd zelfs mét audio-opname ingegraven op een Brussels plein, als een ooit te (her)ontdekken archeologisch artefact – een prikkelende en tot de verbeelding sprekende tentatieve geste van twee kunstenaars (Sophie Nys en Richard Venlet) die letterlijk een slot zetten op de (tijdelijk) onbereikbare taal. Dit radicale kunstwerk plaatst niets in de weg maar verwijst naar de tintelende, ondergrondse verbeelding; een gedachte die vooral Marcel Duchamp zeer genegen was en die na zijn dood zelfs leidde tot de ontdekking van zijn spraakmakende werk ‘Etant donnés’.

De ongerijmdheid om in en tussen taal en beeld te manoeuvreren vormt in het project Vers Brussel dé kerngedachte van een intens streven naar visuele zeggingskracht tussen beeldend kunstenaars en dichters.

Kunst laat zich niet zomaar rijmen met de alledaagsheid. Het samengaan van taal en beeld is en blijft een riskante conceptuele oefening. Denk maar aan René Magrittes schilderij ‘Le fils de l’homme’, dat een aanlokkelijke appel afbeeldt op het gezicht van een burgerman. Tussen de titel van het kunstwerk en het gelaagde motief dat via de vrije verbeelding in alle richtingen op hol kan slaan, ontstaat verwarring en vervreemding.

Kunstenaars weten van twijfels en onzekerheden een ongeziene taal te maken, waarin de gedachten haperen als in een hemels labyrint. De taal van het beeld slaat dan om in het verbeelden van een ‘andere’ en vrije taal, die poëtisch werkt en bijgevolg de zakelijke werkelijkheid onder de horizon kan houden.

Vers Brussel biedt de stad een heerlijke nieuwe ‘bedrading’, waarin dichters en beeldend kunstenaars hun passie uitdrukken voor een metropool die geen versteende identiteit duldt. De vrijheid van het collectieve anders-zijn wordt gevierd in beelden en taalvormen die samen de wereld maken en vermaken.

december 2018
Luk Lambrecht
16.04.2019