Ex Libris-liefde

Paul B. Preciado
23.09.2019
auteurstekst
Paul B  Preciado Léa Crespi 1

Afgelopen september gaf de schrijver en filosoof Paul B. Preciado (1970) in de Beursschouwburg in Brussel een lezing met als titel ‘Un Amour de Bibliothèque’. Preciado werd door Internationaal Literatuurhuis Passa Porta gevraagd om zich te buigen over dat ene onderwerp waar al zo verschrikkelijk veel over is geschreven: de liefde. In een persoonlijk essay bekijkt Preciado romantische relaties door de ogen van een fanatieke boekenverzamelaar. Hij vraagt zich af hoe het delen van boeken het verloop van een liefde kan bepalen.

Aan het begin van elke septembermaand brengt een zorgzame kosmische hand de zon tot zwijgen en duwt vanuit de noordelijke fjorden een koude windvlaag richting de stad die ons vroeg of laat treft en de warme lucht die ons zo benauwt tenminste voor even wegneemt. September is een goede maand. Het is het moment waarop nieuwe boeken als pasgeboren puppy’s met zachte vacht en glanzende ruggetjes die naar buiten mogen om te spelen voor het eerst in het openbaar bewonderd kunnen worden. De boekhandels vullen zich met deze vreemde lichamen. Sommige boeken slagen erin om een huis binnen te komen en deel van een verzameling te worden, op nachtkasjes te liggen, of zelfs in een onbekend bed te kruipen. Boeken zijn, net als een virussen, intermediaire entiteiten tussen objecten en levende wezens.

Een boekenverzameling is een tastbare biografie, geschreven met de woorden van anderen en gevormd door de opeenstapeling van boeken die gedurende een levensloop door de verzamelaar zijn gelezen. Bovendien zijn ook de ongelezen boeken erg belangrijk voor deze biografie. Het lijkt paradoxaal, misschien leidt het zelfs tot ongerustheid bij degenen die zich op een professionele manier met het geschreven woord bezighouden – hoewel het dan wel weer goed nieuws is voor de boekhandelaren – maar er moeten niet alleen gelezen boeken in de kast staan om de bibliotheek als biografie te cultiveren. De boeken die in het bezit zijn van de verzamelaar, maar tot nog toe ongelezen zijn gebleven, zijn ook van belang voor zijn of haar biografie. Dus ook de boeken die hun rustplaats vinden op de planken van de kast, die wachten op een tafel of zelfs nooit opengeslagen zijn, of nooit met aandacht vastgehouden en bekeken zijn. Ongelezen boeken verschuilen zich vaak achter de schijn van overwerk of een gebrek aan tijd, maar ze zijn juist een onmisbaar onderdeel van de biografie van de verzamelaar: ze wijzen op onbevredigde verlangens, vluchtige wensen, gebroken vriendschappen en onvervulde roepingen. Soms zijn de ongelezen boeken slechts maskers die de bedrieglijke lezer draagt om literaire signalen uit te zenden in de hoop sympathie en een gevoel van gemeenschappelijkheid op te wekken bij andere lezers. Op andere momenten, zoals op een instagram-pagina, voldoet de omslag van een boek, de naam van de auteur of zelfs alleen het vermelden van een titel. Ongelezen boeken zijn eigenlijk een voorraad voor de toekomst, voor een andere mogelijke toekomst. Elk boek is een geconcentreerd stuk tijd dat een richting aangeeft die het leven op had kunnen gaan maar, niet ging, of dat wellicht nog zal doen.

Elke liefdesrelatie laat een bibliografie achter: een soort spoor van boeken die de ene geliefde aan de andere gaf. Op een vergelijkbare manier zouden we kunnen zeggen dat elke relatie een eigen ‘bijbel’ heeft, een boek dat uitverkoren lijkt om het verhaal van de betreffende liefde te vertellen, en misschien ook wel het verloop van het pijnlijke einde van de liefde.

De intensiteit en mate van verwezenlijking van een liefde kan gemeten worden aan de hand van de impact die de romantische relatie heeft gehad op onze eigen boekenverzameling. Uit een onenightstand of een kortstondige relatie kan een bibliografie voortkomen die omvangrijker en interessanter is dan die van een relatie die jaren heeft geduurd. Aisha, bijvoorbeeld, liet doorschemeren dat ze mij wilde door mij het boek Le premier siècle après Beatrice van Amin Maalouf te geven toen ik op het punt stond om mijn naam te veranderen. Alsof de eeuw waar Maalouf over sprak precies op dat moment zou aanbreken. Onze liefdesgeschiedenis was zeer kort maar de bibliografie ervan was veelomvattend: Aisha liet al haar boeken van Mahmoud Darwish achter, sommige in het Engels, andere in het Frans. Haar nalatenschap was een verzameling die op zichzelf een soort Palestijnse bibliotheek vormde, even onmogelijk als onze liefde.

Ook de boeken van mijn BDSM-geliefde in New York, Diedre, herinner ik me nog goed. Onze afspraakjes waren uitsluitend contractueel vastgelegd, maar aangezien zij bezig was met het schrijven van haar dissertatie over Hegel las ik uiteindelijk, paragraaf per paragraaf, zijn complete Phänomenologie des Geistes. Haar stukgelezen Duitstalige exemplaar vol notities heb ik nog steeds in mijn kast staan. Dat boek zal ik zonder haar nooit zelf kunnen herlezen.

Aan een van mijn meest verschrikkelijke relaties, de paar maanden dat ik met Jean was, heb ik het werk van Pierre Guyotat overgehouden, een oeuvre dat ondertussen van onschatbare waarde is voor mij. Ik vraag me af of de gewelddadige passages in Eden Eden die Jean zo bewonderde eigenlijk het script waren op basis waarvan Jean zijn obsessieve en bezitterige gedrag en woede jegens mij in de toekomst zou vormgeven. De andere werken van Pierre Guyotat staan nog steeds op mijn planken en vergezellen mij nog regelmatig op reis. Maar de editie van Eden Eden die Jean me in die tijd gaf neem ik nooit met me mee: op voorschrift van een heks die mij behandelde tegen zijn agressieve gedrag verbleef dat exemplaar van Eden Eden jarenlang in mijn vriezer in Parijs. Toen ik naar een ander appartement verhuisde heb ik het boek achtergelaten in de vriezer van mijn oude woning. De volgende huurder moet gedacht hebben dat ik boeken at die uitsluitend op een lage temperatuur bewaard werden. Ik zal nooit te weten komen of het boek sindsdien ontdooid is om gelezen te worden, dat het gewoon weggegooid is om de vriezer te kunnen schoonmaken, of dat Eden Eden misschien nog steeds ijskoud in een vriezer ligt.

Sommige relaties laten enkel een bevroren boek achter, een boek dat we nooit meer zullen lezen. Andere relaties slagen er dan juist weer in om een compleet nieuwe bibliotheek op te richten. Met Virginie, de geliefde met wie ik het langste samen ben geweest, heb ik een boekencollectie gevormd van meer dan 5.000 exemplaren. Door onze boeken samen te voegen en er dagelijks iets nieuws tussen te stoppen breidde onze gezamenlijke verzameling zich snel uit. Alhoewel we al ruim vier jaar uit elkaar zijn als ‘stel’ – volgens de bourgeois en patriarchale conventies die nog steeds bepalen wat er onder die noemer begrepen wordt – hebben we onze boeken nog niet van elkaar kunnen scheiden. Virginie en ik komen allebei uit een totaal andere wereld. Dat wil in dit geval zeggen: we hadden radicaal verschillende boekenverzamelingen voordat we verliefd op elkaar werden. De hare bestond uit duizenden veelal Engelstalige boeken over muziekcultuur en punk-rock, gemengd met een goede portie Amerikaanse literatuur en een scherpe selectie Franse misdaadromans. De mijne werd gevormd door academische instituties in drie verschillende landen; van de Spaanse Jezuïeten, Princeton en The New School of Social Research in de Verenigde Staten, tot de École d’Hautes Études en Sciences Sociales in Frankrijk. Een behoorlijke saaie en studieuze verzameling boeken in drie talen, met daartussen klassiekers in het Grieks en Latijn, geschiedenissen van architectuur en technologie, en veel Franse filosofie. Een uitgebreide bibliotheek van het westerse denken waarin de canonieke vrede verstoord werd door ongeveer vijfhonderd titels van feministische, queer- en antikoloniale theorie.

Onze verliefdheid leidde meteen tot de uitwisseling van boeken uit onze eigen verzamelingen. Misschien begon onze liefde wel met de verhuizing van mijn editie van Monique Wittigs Le Corps Lesbien naar haar boekenkast, die daar een nieuwe plek vond tussen Albertine Sarrazin en Goliarda Sapienza. Virginie smokkelde James Ellroy en Louis Calaferte naar mijn appartement, die hun plaats moesten opeisen tussen filosofen als Thomas Hobbes en Gottfried Wilhelm Leibniz. Dan was er nog de glorieuze ontmoeting tussen haar Lydia Lunch en mijn Valerie Solanas. Haar James Baldwin vond een plaats in mijn kast tussen Angela Davis en bell hooks. De onvermijdelijke beperkingen van een boekenverzameling werpen bepaalde politieke grenzen op. In het geval Virginie en mij leek het alsof de ene verzameling voor de charmes van de andere viel en daardoor de grenzen tussen de twee vervaagden.

Toen we samen gingen wonen smolten onze boeken samen tot een aanzienlijke bibliotheek. Het was een tijd van reorganisatie: het herordenen van de reeksen, breuken in de canon, de disruptie van het repertoire, de perversie van het alfabet. Jacques Derrida klonk beter tussen Philippe Garnier en Laurent Chalumeau. De metamorfose van onze gezamenlijke bibliotheek volgde later. Onze gedeelde verzameling bleef groeien doordat er steeds nieuwe titels aangeschaft moesten worden vanwege onze gemeenschappelijke interesses. Complete planken vulden zich met onze boeken, met Pier Paolo Pasolini en Joan Didion, June Jordan en Claudia Rankine, Susan Sontag en Elfriede Jelinek. Toen Virginie Spaans leerde arriveerden schrijvers als Roberto Bolaño, Osvaldo Lamborghini, Pedro Lemebel, Diamela Eltit en Juan Villoro. Elk boek voegde zich als een nieuw orgaan bij het geheel. De bibliotheek werd een monsterachtig figuur en wij lagen urenlang op de grond voor die monsterachtige kast. Als spelende kinderen herschikten we de rijen boeken: een Achille Mbembe hier, Emma Goldman daar. Samen zagen we de anatomie van dit fictieve lichaam veranderen: onze bibliotheek leefde en groeide met ons mee.

De haast seksuele reproductie van onze gedeelde boekenkast maakte het onmogelijk om de boeken van elkaar te scheiden toen we uit elkaar gingen en ik naar Athene verhuisde. Het bewijst dat onze gemeenschappelijke boekenverzameling uiteindelijk veel sterker is dan ons samenzijn als stel ooit was. Onze liefde was een boekenliefde. Niet zozeer omdat onze relatie overeenkwam met een literaire verhaallijn of omdat de kwaliteit van onze relatie eerder fictief was dan echt. Het was een boekenliefde omdat onze boeken zich op een meer duurzame en definitieve manier verenigden dan onze lichamen dat konden. Tot op de dag van vandaag leeft onze verenigde boekenverzameling voort en muteert nog altijd verder.

Sommige relatieproblemen hebben vanaf het begin van de relatie met boeken te maken. Bijvoorbeeld in het geval van Alison. Haar weerstand tegen onze liefde werd meteen duidelijk toen ze mij weigerde om vrij gebruik te maken van de boeken in haar kast. Alison had een bipolaire verzameling boeken. Ze had veel klassieke en serieuze werken, elk exemplaar zorgvuldig door haar geselecteerd. Het was een verzameling die ze had opgebouwd tijdens haar studiejaren. Dankzij haar ouders, die allebei schrijver waren, bevatte haar bibliotheek geen enkel boek dat na 1985 verscheen. De andere kant van haar bipolaire bibliotheek bestond uit een bonte verzameling titels van poëzie, theater, architectuur en hedendaagse essayistiek in het Spaans en Catalaans. Deze waren doorgaans gepubliceerd na 1985 en vaak door de auteurs zelf aan haar gegeven in ruil voor boekpresentaties in boekhandels, die Alison graag voor hen deed. Het waren immers altijd aangename ontmoetingen die steevast gepaard gingen met Prioratwijn en plakjes fuet.

Niets maakte me gelukkiger dan na een lange reis vanuit Athene of New York bij Alison thuis te komen, me in haar bed te leggen en op haar te wachten terwijl ik een willekeurig boek las van voor het jaar 1985. Zo herlas ik de Ethica van Spinoza, het boek van Michel Foucault over Gilles Deleuze en Zarathoestra van Nietzsche, maar bijvoorbeeld ook de eerste Spaanse vertaling van Moby Dick. In de cultureel oninteressante en politiek vijandige context van Barcelona waren deze boeken voor mij als een groep trouwe vrienden die altijd klaarstonden om mij mee op stap te nemen. Ze vergezelden me naar het strand, raakten verloren in rugzakken en eindigden vaak vol zand op een plankje in een toilet of keuken. Alison vond dat ik haar boekenkast verpestte. Als ik Alison bezocht werd het verstoren van de orde in haar boekenkast, naast het vrijen, de voornaamste activiteit waar ik me aan wijdde. Nu heb ik spijt van die zondagmiddagen waarop Alison mijn lichaam herordende en ik van haar boekenkast een wanorde maakte. Dat vat goed samen wat ik versta onder het begrip vrije tijd: seks en lezen. Liefde en schrijven. Geen tennis, geen golf, geen toerisme.

De letterkundige verschillen tussen Alison en mij kwamen eigenlijk pas echt aan het licht toen ze me voor kerst een boek van Michel Onfray gaf. Dit veroorzaakte wat we met technische termen een ‘bibliografisch conflict’ zouden kunnen noemen. Misschien had ze mijn boeken niet gelezen en had ze daarom niet begrepen dat Michel Onfray even ver van mij af staat als Karl Ove Knausgard van Chimananda Ngozi Adichie of Philip Roth van Maggie Nelson. Ik zweeg. We praatten er niet over. Ze probeerde op een dag haar fout nog te herstellen door me een prachtige geïllustreerde versie van Dale Pendells Pharmako Gnosis te geven. Onze lastige situatie liet zich het beste zo omschrijven: ik hield van haar boekencollectie terwijl zij zich absoluut niet interesseerde voor de mijne. Ik vraag me daarom af of een schrijver – de persoon, het lichaam van de schrijver en dus ook het lichaam van een lezer – echt liefgehad kan worden zonder dat de geliefde zijn of haar boeken gelezen heeft. Kan iemand van een ander houden zonder zijn of haar boekenverzameling te kennen en te omarmen?

Toen ik dit schreef besefte ik dat nog een boek op mijn bureau heb liggen dat ze me in het laatste stadium van onze relatie had gegeven. Ze gaf me het boek Esta bruma insensata (Deze onzinnige mist) van Enrique Villa-Matas op 23 april: in Barcelona misschien wel de mooiste dag van het jaar. Op die dag viert de stad het nationale literatuurfestival en zetten alle boekhandels, klein en groot, hun tafels buiten op straat. Ze spreiden alles tentoon: in eerste plaats de bestsellers die hun zaken draaiende houden, maar ook onverkoopbare boeken en onbekende collecties van uitgeverijen die ooit failliet zijn gegaan. Op de eerste pagina van Esta bruma insensata staat de opdracht die Alison die dag schreef: ‘Op deze boekendag waarop ook jouw boeken aanwezig zijn en waarop Barcelona en ik je graag vergezellen. Ik hou van je, Alison.’ Haar woorden raken me. Niet alleen door haar ‘ik hou van je’, dat nu hartverscheurend klinkt, maar ook door de manier waarop ze in haar schrift de ‘a’ in Barcelona en de ‘y’ van haar ‘ik’ laat samenvloeien. Alsof ze zichzelf als een stad zag, of juist Barcelona als levend wezen beschouwde en daardoor een geheim verbond sloot tussen hen. Alison en Barcelona. Betekende dat dat als ze niet langer van me zou houden de stad dat ook niet zou doen? Ik weet nu dat Alisons opdracht op de eerste pagina van dat boek een voorspellende waarde had. Ik begon het boek te lezen toen we samen waren en tegen de tijd dat ik het uit had waren we uit elkaar.

Esta bruma insensata zou wel eens het zwarte boek van onze liefde kunnen zijn. Simon Schneider, de verteller van deze roman, is de broer van een grote schrijver en verzamelt citaten van andere auteurs voor hem. Simon verwijst met ‘de onzinnige mist’ naar de politieke verwarring die de Catalaanse en Spaans-unionistische bewegingen de laatste jaren creëerden en als een donkere wolk boven Barcelona lijkt te hangen. Voor Simon bestonden er bepaalde zaken die we met de kunsthistoricus Étienne Sourieau een ‘beperkt bestaan’ zouden kunnen noemen: een bestaan dat van korte duur is zoals dat van een nevel, een mistbank of een windvlaag. In het geval van Alison en mij veroorzaakte de discrepantie tussen Alisons bibliografische onafhankelijkheid en mijn behoefte aan bibliothecaire vereniging een dichte mist die onze liefde langzaam deed verdwijnen.

Op een dag, tegen het einde van onze relatie, vroeg ik haar naar een doosje gist waarop stond geschreven: “para la bollería fina”, voor verfijnde patisserie.

‘Waarom interesseer je je voor dit doosje?’ vroeg ze.

‘Omdat de persoon die het je gegeven heeft een grapje probeerde te maken over het feit dat je er uitziet als een typische lesbienne terwijl je altijd volhield dat je hetero was. Het is voor verfijnde patisserie, “para la bollería fina” zei ik, want in het Spaans noemen we lesbiennes “patisserieën”.’

‘Luister Paul’, zei ze koud en minachtend, ‘de wereld is geen Countersexual Manifesto’, verwijzend naar mijn eerste boek dat ze nooit helemaal gelezen had en waarover ze nog nooit eerder een woord had gezegd.

Wat begon als een grapje werd een afrekening tussen twee boekenverzamelaars. Het was alsof ze het boek zelf had vastgepakt en in mijn gezicht had gesmeten. Met haar harde woorden brak ze mijn fragiele bibliotheek. Eigenlijk had ik het meteen kunnen weten toen ze me aan het begin van onze relatie niet aan haar boeken liet komen, maar ik besefte nu pas dat we nooit een boekenkast zouden delen. Een paar dagen later vulde ik een paar dozen met boeken die ik verzameld had gedurende mijn bezoeken aan haar, en verliet het huis zonder dat ze me probeerde tegen te houden. Sindsdien hebben we elkaar nooit meer gezien of gesproken.

Periodes van neerslachtigheid of van een diepe desinteresse in de wereld zijn tijden waarin de boekenkast slechts een meubelstuk is en de boeken niet meer zijn dan objecten. In zo’n periode zien we boeken als vormen die de wand versieren, die ons van de buitenwereld scheiden, of die ons storen omdat ze alleen maar voor rommeligheid in huis zorgen. We meten ze als kubieke centimeters, wegen ze in kilogrammen. We zien de boeken dan niet langer als deuren op papier die ons mee kunnen nemen naar parallelle werelden. Maar op een dag komt de liefde terug. We weten wanneer het zover is: dan verandert de boekenverzameling opnieuw in een virus dat zich begint te verspreiden.

Vertaling: Tessel Veneboer
Nederlandse vertaling in samenwerking met de Nederlandse Boekengids
Paul B. Preciado
23.09.2019