Patrick de Rynck over Ilja Leonard Pfeijffer
Op zaterdag 24 juni ontvingen Flagey en Passa Porta de auteur Ilja Leonard Pfeijffer in Flagey’s studio 4. Pfeijffer sprak er samen met Ruth Joos over zijn nieuwe vuistdikke roman, Alkibiades. De inleiding werd verzorgd door de classicus Patrick de Rynck, en kan je hieronder integraal terugvinden.
Mensen in Brussel,
Mensen in Brussel,
Aan het woord was niet de auteur die we hier vanavond vieren, in een van zijn interviews. Wél een van de grootste hellenisten van de 20ste eeuw: Jacqueline de Romilly is haar naam. De Romilly maakte zowat die hele eeuw mee en stierf in 2010. Als eerste vrouw ooit werd ze genomineerd voor het Collège de France en als tweede vrouw ooit is ze opgenomen in de Académie française, gesticht in 1634. Na Marguerite Yourcenar, de half-Vlaamse schrijfster van antieke memoires. Als prille tachtiger publiceerde De Romilly in 1995 het boek Alcibiade, waaruit ik zonet citeerde. De Franse ondertitel luidt: Les dangers de l’ambition. Haar eigen carrière begon De Romilly met het proefschrift Thucydide et l’impérialisme. Dat schreef zij, ik citeer haar,
Thoukydides liet haar nooit meer los.
Ik zal in de mij toegemeten tien minuten oprecht en eerlijk zijn. Zoals het hoofdpersonage van de roman Alkibiades blijft herhalen dat hij oprecht, eerlijk en volledig zal zijn. Ik ben dan ook oprecht en eerlijk blij dat ik met een vrouw kon beginnen. (Want volledig kan ik uiteraard niet zijn.) Zoals inmiddels genoegzaam bekend is dit een belangrijk motto in Alkibiades:
Ik laat u graag zelf de vrouwelijkheid in en van Alkibiades ontdekken. Alleen dit: bovenaan op p.729 werd ik midscheeps getroffen. Daar wordt Alkibiades’ dochter geboren, een van de meer fictieve elementen in het boek. Zij heet Laïs. Zoals mijn lieve jongste dochter…
Ik ben dan al aan het eind van Alkibiades. Daar ontmoet de ik-figuur een held van hem: de al genoemde Griekse historicus en visionair Thoukydides. Thoukydides brengt Alkibiades op het idee om zijn leven aan papyrusrollen toe te vertrouwen. In zijn bronnen onthult Ilja Leonard Pfeijffer dat de ontmoeting van deze twee Atheners in ballingschap fictief is, maar waarschijnlijk wel heeft plaatsgehad. Het is een mooi voorbeeld waarom ik Alkibiades zo’n oprecht en eerlijk boek vind. Van nagenoeg elke bladzijde, elke scène en oneliner lees je wat de bron is, ook als het gaat over worsteltechnieken of over handelswaar in Peiraieus. Als er géén bron is of als er onzekerheid is, meldt de auteur het ook.
Er wordt soms gezegd dat we de antieke Alkibiades kennen dankzij twee soorten bronnen: enerzijds literaire en anderzijds historische. Een van de krachttoeren van Ilja Leonard Pfeijffer is dat hij dat enerzijds-anderzijds weggomt: dit is geschiedenis en literatuur in één. Oprecht en eerlijk en volledig.
Thoukydides heeft Alkibiades ertoe aangezet om zijn memoires te schrijven. Laat ik dat anders zeggen: Thoukydides was voor Ilja Leonard Pfeijffer een topbron bij het schrijven van dit meesterwerk: in de speeches, de verslagen van diplomatieke en andere gesprekken, de bespiegelingen over democratie enz. In het wereldje der classici staat Thoukydides bekend als een taaie schrijver, maar dat heeft de auteur van Alkibiades niet belet om hem ook stilistisch eer te betuigen. Het was voor mij een intens plezier om ogen en geest te laten meanderen met de prachtig kronkelende zinnen vol juiste nuances die Ilja Leonard Pfeijffer met gulle hand heeft uitgezaaid. Dat is een programmaverklaring:
Het lijkt zelfs alsof ook de lengte van Thoukydides’ werk over de Peloponnesische Oorlog voor de auteur voorwerp van aemulatio was, van competitie dus: in de recente Nederlandse vertaling van Wolther Kassies telt Thoukydides’ werk 750 bladzijden. Zonder noten. Alkibiades telt er 760. Zonder noten.
Thoukydides kijkt in Alkibiades op veel bladzijden over de schouder mee. Samen met die andere klassieke Griekse historici, Xenofon en Herodotos, de filosoof Aristoteles, de komedieauteur Aristófanes, de revolutionaire tragedieschrijver Euripides, de minder bekende bronnen van veel latere datum én natuurlijk Plato, die Alkibiades onder meer opvoert in zijn beroemde Symposion. Via Plato beland ik bij Alkibiades’ tweede grote held: zijn geliefde Sókrates, een held van velen. Sokrates’ inzichten en consequente gedrag dwingen Alkibiades tot schaamte, beweert hij geregeld. Hij staat met zijn twee voeten in de moerasgrond van de Atheense en Griekse politiek. Het onvermijdelijk bijbehorende gedraai, gekonkel, getactiseer en soms zelfs fysiek armworstelen levert niet altijd een fraai beeld op.
Mensen in Brussel,
Jacqueline de Romilly, Ilja Leonard Pfeijffer en – met permissie – Patrick De Rynck, dat zijn drie specimina van de species homo classicus. Homines classici zijn een bijzondere mensensoort. Zij lopen hun liefde voor de oudheid doorgaans op rond hun 16de, 17de levensjaar, bijvoorbeeld dankzij een bevlogen leraar. Zoals bekend is dat een leeftijd die zwelt van intense gevoeligheden, de potgrond voor een heel leven. Denk aan uw eigen muzikale helden.
Je wordt als classicus dus geboren rond je 16de, 17de en die identiteit raak je nooit meer kwijt, wat je verder in je leven ook aanricht en uitsteekt. Classici moeten vervolgens door het dal der klassieke studiën, als een soort geheime initiatie- of mysteriecultus.
Als het goed is en als er zich in die jaren niet al te veel trauma’s ophopen, wordt de opgedane kennis een levenslange bron om je aan te laven.
Ook dat brengt ons hier vanavond samen. De opbouw van Alkibiades in zogeheten ‘boeken’ en hoofdstukken – één boek per papyrusrol, zoals in de oudheid – dat is hoe classici in hun geheime boeventaaltje naar passages in hun Thoukydides, Herodotos en Xenofon verwijzen. Neem je Thoukydides, boek 8, hoofdstuk 3, paragraaf 10. Ik geloof Ilja Leonard Pfeijffer dan ook niet als hij schrijft en zegt dat hij Alkibiades in veertien maanden heeft geschreven. Dat is niet waar: hij werkte er een heel bewust leven aan. Alkibiades lezen was voor mij ook als classicus een intellectuele en emotionele rollercoaster, een trip down memory lane, met onder meer de oerkracht van de herkenbaarheid. Je krijgt schier een hormonale opstoot als je quotes ontdekt uit Homeros, Pindaros, Plato, Sapfo, Aristofanes en ja, zelfs de geheel anachronistische Romein Vergilius. Of een homerische vergelijking. Of een antieke metafoor als ‘het schip van staat’. Of een opsomming die herinnert aan het homerische genre van de catalogus.
Maar wees gerust, beste niet-classici, het meeste vind je terug in de verantwoording. // Niet alles. Gelukkig maar voor de betweterige nerds die classici uiteraard ook zijn… Alkibiades is een heerlijk ernstig spel met de traditie.
Dit boek is dus veel meer dan een waarschuwing aan onze democratie. Alkibiades is ook een lofzang aan pakweg de volzin, een heerlijk woord in hijgerige Twittertijden: een vol-zin is een zin die vol is, vol betekenis, vol ritme, vol kracht. Wat voor Twitter het maximumaantal tekens is, is voor een volzin een voorzichtig minimumaantal woorden. Neem van mij aan: een goede volzin stuwt je als een rivier mee naar zijn monding. Lange zinnen hoeven geen moeilijke zinnen te zijn.
En Alkibiades is ook een ode aan het woordendom, aan het genot van het zwelgen in klankrijke woorden die zijn bedekt met een heerlijk korstige laag patina en waarvan ik er sommige, ik beken het ootmoedig, tot een maand geleden wel eens met volstrekt ouderwetse vertalingen van klassieke teksten durfde te associëren, desalniettemin. Ik zou het nu niet meer durven, eerlijk en oprecht. En terzijde: wie in een roman het woord ‘implementeren’ durft gebruiken, zonder dat déze lezer luid gillend wegrent, die heeft het gemaakt als woordenkramer.
Ik had het zo-even over veertien schrijfmaanden. Op p. 900 lees ik dat de auteur op 1 januari 2022 aan het schrijfwerk is begonnen. In maart 2023 lag het manuscript er, met een ouderwets papieren beeld. Beste mensen, Alkibiades is een oorlogsboek. Ik bedoel: het gaat over de Peloponnesische Oorlog, die oude Grieken wel eens een wereldoorlog noemden. En het is geschreven terwijl er in Europa weer een krankzinnige loopgravenoorlog woedt en woekert, waarin een autocratisch imperium de Europese democratie aanvalt. In zo’n oorlogstijd als die van ons lees je Alkibiades onvermijdelijk anders dan in een niet-oorlogstijd. Neem deze zin op p. 223:
De auteur zou zomaar militair adviseur en communicatiestrateeg van Volodimir Zelensky kunnen zijn. Tegelijk.
Mensen in Brussel,
Ilja Leonard Pfeijffer is doctor in de klassieke filologie. Zijn doctoraat betrof Pindaros, dichter van koorzangen voor overwinnaars in de Griekse spelen. En ja, ook Pindaros’ verzen resoneren in Alkibiades. Zoals dit, over afgunst:
Het zou zomaar over het literaire wereldje van de Lage Landen kunnen gaan. Of dit:
Het zou zomaar over de risicovolle onderneming genaamd Alkibiades kunnen gaan.
Mensen in Brussel,
Ik heb tot slot een droom voor Ilja, die tegelijk een nachtmerrie is. Dat is dat we ook nog in pakweg 2123 gelukkig en jammer genoeg zullen verwijzen naar Alkibiades, dat intussen uiteraard in dundruk en op Bijbelpapier beschikbaar is. Dat we zullen zeggen, bij wéér politici die kibbelend of vechtend over straat rollen, wéér een opiniepeiling waaruit blijkt dat mensen verlangen naar een autocraat, of wéér een oligarch of populist die de democratie gortig verkracht:
Ik dank jullie.
Mensen in Brussel,
Ik heb voor u nog een miniem bisnummertje. Eén citaat nog uit Alkibiades. Sokrates spreekt het uit waar hij het over de nadelen van het geschreven woord heeft:
Ik geef met grote nieuwsgierigheid het gesproken woord aan Ruth Joos en Ilja Leonard Pfeijffer.
Wie meer wilt weten over de soms vreemde connecties tussen het heden en het (klassiek) verleden kan dit via een bezoek aan de Rynck’s website hic-et-nunc.