you've got mail - peter terrin en peter stamm schrijven brieven (deel één)

02.01.2021
Auteurstekst
Youvegotmail

Het zal helaas nog even duren alvorens Belgische en buitenlandse auteurs elkaar weer in den lijve kunnen treffen in Passa Porta. In afwachting daarvan nodigden we een paar Europese auteurs uit om de dialoog per open brief aan te gaan.

Voor deze eerste aflevering brachten we de Vlaamse auteur Peter Terrin in contact met een van zijn favoriete buitenlandse collega's, de Zwitser Peter Stamm, een schrijver die hij veel heeft gelezen en ooit in Passa Porta zag optreden, maar nooit kon spreken. Het begin van een correspondentie over het verlangen naar onzichtbaarheid, over het persoonlijke en het gemeenschappelijke, en over artistieke verantwoordelijkheid. Wordt vervolgd...

-

Herzele, 29 oktober 2020

Geachte heer Stamm,
Beste Peter,

Mijn zoon vraagt me om de week welke superkracht ik zou kiezen. Hij is tien. Hij vraagt het niet echt uit interesse, meer omdat hij zelf inmiddels met overtuiging weer een andere superkracht heeft gekozen, omdat in zijn geest een nieuwe wereld is ontstaan waarin hij een ander soort superheld is. Een openbaring die hij met mij wil delen. Ik krijg de kans niet om een antwoord op zijn vraag te geven. Ik weet wel, papa, dat jij onzichtbaar wil zijn, zegt hij. Maar ik kies voor telekinese.

Argwaan. Wanneer is onverholen argwaan de basisinstelling van de mens geworden? De laatste tijd heb ik me sterk op mijn fotografie geconcentreerd, mijn maîtresse — ik ben getrouwd met de literatuur. Ik geloof dat we beiden schrijvers zijn die aandachtig observeren, en ik heb overigens met belangstelling de portretten bekeken die u op uw Facebookpagina hebt gepost. Geen selfies, zelfportretten in de vele hotelkamers die u hebt bezocht op promotietournee, bevreemdende scènes, niet gespeend van subtiele humor en mogelijk zelfspot.

Maar argwaan, dus. In mijn fotografie heb ik geen vooropgezet doel, geen plan, ik laat me als een kind verrassen, vaak door de esthetiek van het banale. De laatste weken wandel ik door afgelegen dorpen en landelijke buitenwijken. Straten waar alleen de bewoners komen. Ik gebruik een Leica filmcamera, een onopvallend toestel met een korte lens, en toch hoef ik maar een paar keer mijn pas te vertragen en af te drukken of ergens gaat een voordeur open en komt iemand bedrukt, soms agressief op mij afgesneld met de vraag wat ik aan het doen ben. Kennelijk kan vrijwel niemand zich nog voorstellen dat ik geen kwaad in de zin heb. Met verbazing, soms excuses stelt men vast dat ik ‘gewoon’ een fotograaf ben, een man met goede bedoelingen..

Ook als schrijver zou ik graag onzichtbaar zijn. Mijn boeken het woord laten voeren. Niets meer hoeven te verklaren.

Het valt me op dat de personages in uw romans en verhalen vaak de noodzaak voelen om te verdwijnen. Ze gaan op reis, zonder veel voorbereiding, sommigen zijn op zoek naar iets, al weten ze niet precies wat. Anderen hopen door te verdwijnen te behouden wat er is, de tijd stil te zetten. Het is frappant, dat we bijna tezelfdertijd zo’n roman hebben geschreven, u met In geen velden of wegen, ik met Patricia.

Verdwijnen in het verhaal, het is de ambitie van de schrijver. (Misschien wil hij ook zijn personages die genade schenken.) Maar in deze tijden kan de schrijver niet langer zijn proza als een magische mantel om hem heen slaan. Zijn werk vormt al lang geen schild meer waarachter hij verdwijnt, eerder is het een vergrootglas geworden, waardoor iedereen iets over de auteur meent te ontdekken. Fictie wordt voor autobiografie aanzien, en het personage wordt verward met de auteur.

Schrijven is balanceren op een slap koord. Wat ooit, niet eens zo lang geleden, de normaalste zaak was, wordt vandaag, niet zelden in een kramp van morele paniek, ten strengste veroordeeld. Woorden krijgen onder invloed van de algehele polarisatie andere betekenissen. Oude meesterwerken moeten voldoen aan nieuwe maatstaven, en schieten tekort.

Krijgen romanciers zoals wij — mannelijk, wit, hoger opgeleid — over enkele jaren quota opgelegd? Een door de algoritmes aangejaagde verplichting om in verhalen en romans aan elke minderheid een percentage van de pagina’s te wijden? Flagrante discriminatie, bij te weinig. Cultural appropriation, bij te veel?

Ik overdrijf. Althans, ik hoop van ganser harte dat ik overdrijf. Het spreekt vanzelf dat we ons bewust moeten zijn van wat leeft in de samenleving, het is tenslotte de wereld waarin onze personages zich bewegen. Onze bedoelingen zijn goed. Maar wat, denkt u, is onze blinde vlek? En hoe groot wordt de argwaan? Acht u het mogelijk dat lezers ons in de nabije toekomst bedrukt, of zelfs agressief tegemoet snellen en een verantwoording eisen voor wat wij vandaag in alle onschuld schrijven?

Ik ben benieuwd naar uw antwoord.

Met de hoogste achting, en een hartelijke groet,
Peter Terrin


-

Winterthur, 11 november 2020

Beste Peter,

We hebben blijkbaar een aantal buitenissige eigenschappen gemeen. Ook ik heb met mijn zoons gediscussieerd over onze favoriete superheld. Dat was op reis in Iran, tijdens lange autoritten door de chronisch dichtgeslibde straten van Teheran, in het gezelschap van mijn redactrice Sameen (favoriete superheld: Superwoman). Ook ik zou onzichtbaarheid een van mijn favoriete superkrachten kunnen noemen, maar uiteindelijk koos ik toch altijd voor Ironman, ook al is hij niet echt een superheld – waar we ook weer lang over discussieerden. Dat is waarom ik hem zo mag: hij is slim, kent zelfironie en is (bijna) een mens zoals jij en ik.

Het tweede wat we gemeen hebben is de Leica. Ik kocht de mijne meer dan vijfentwintig jaar geleden, toen ik als journalist vaak met fotografen op reis was en al honderd keer had gehoord dat dit de beste camera is. Toen ik het toestel pas had, lachten ze mij uit omdat ik als volslagen amateur een professionele camera bezat. Ik leerde al snel dat een goede camera niet noodzakelijk goede foto's maakt. Maar ik merkte vooral dat ik niet kon schrijven en fotograferen tegelijk. Keek ik als fotograaf, dan keek ik niet meer als schrijver en omgekeerd. Ook merkte ik al snel dat mijn fotografische talenten zeer beperkt waren, dus stopte ik er bijna helemaal mee, en nu fotografeer ik alleen nog om te documenteren, zonder aanspraak te maken op kwaliteit. Als ik onderzoek doe voor een boek maak ik nog wel soms foto's, maar tijdens het schrijven kijk ik er zelden naar en ik werk meestal met de beelden in mijn hoofd.

Mijn grootste probleem bij het maken van foto's was altijd mijn gêne. De eerste regel die bevriende fotografen me leerden was: zo dicht mogelijk komen. Je moet deel worden van het beeld, ook al ben je er niet op te zien. Ik had moeite met die indiscrete blik. Als schrijver observeer ik ook, maar ik ben niet direct zichtbaar als waarnemer. En ik steel geen beelden, ik transformeer wat ik gezien heb tot niemand nog herkenbaar is, alleen de essentie van de scène.

Het is waar, in mijn boeken verdwijnen veel mensen en ook ik hou van de idee te kunnen verdwijnen. Ik zit graag op een podium om voor te lezen uit mijn werk, maar zodra het publiek applaudisseert en de aandacht van de tekst naar mij verschuift, begin ik de situatie ongemakkelijk en gênant te vinden. Tegelijkertijd heb ik het gevoel dat ik in mijn fictieve werk veel herkenbaarder ben dan in mijn zeldzame autobiografische teksten, waarin ik vermijd iets al te persoonlijks prijs te geven. Maar wie mijn romans en verhalen kent, zal zich een vrij nauwkeurig beeld van mij kunnen vormen. Dat ontken ik bij lezingen natuurlijk altijd.

Dat we de verantwoordelijkheid dragen voor onze boeken, is terecht. Maar het zou niet mogen gaan om hoeveel gekleurde mensen we hebben beschreven, hoeveel vrouwen of queers (ik weet niet eens zeker of dat de correcte aanduiding is?), maar om onze menselijkheid, ons fatsoen, onze eerlijkheid. Voor die eigenschappen wil ik me graag verantwoorden.

Ooit heb ik tijdens een workshop over genderstudies de geslachten van literaire personages omgewisseld, van de vrouwen mannen en van de mannen vrouwen gemaakt, bijvoorbeeld in de Wahlverwandtschaften (Affiniteiten) van Goethe. Het verrassende was dat het niemand het merkte. Want of we nu man zijn of vrouw, hetero, homo of queer of iets daartussenin, we zijn bovenal mensen, ieder van ons vrij uniek en toch allemaal op de een of andere manier gelijk. Dat is toch het mooie van de literatuur, dat ze ons het onbekende laat zien, maar ook hoeveel we ermee gemeen hebben.

Heb je ooit teksten geschreven vanuit het perspectief van mensen die totaal van jou verschillen? En viel jou dat dan zwaar? Of vond je het misschien juist erg aangenaam? Wat denk jij over de beschuldiging van ‘cultural appropriation’, waarmee iedereen geconfronteerd wordt die zich al schrijvend te ver verwijdert van zijn eigen persoon?

Hartelijke groeten uit een ander land,

Peter

Vertaald uit het Duits door Els Snick



Herzele, 15 december 2020

Beste Peter,

‘If your pictures aren’t good enough, you’re not close enough.’ Het is een beroemd citaat van Robert Capa, oorlogsfotograaf en medeoprichter van Magnum. Het citaat is inmiddels zo gewichtig als de openingszin van Anna Karenina, over de unieke wijze waarop ongelukkige gezinnen ongelukkig zijn. Beide hebben het aura van een onomstotelijke waarheid gekregen.

De uitspraak van Capa kan ook anders worden gelezen, genuanceerder. De afstand tot het subject hoeven we niet altijd letterlijk te nemen, uitgedrukt in meter. Het is zelfs een beetje gek om te geloven dat je van een slechte foto een goede kan maken alleen maar door twee stappen vooruit te zetten. Het gaat volgens mij meer om de band die je hebt met wat je fotografeert, hoe ‘close’ je ermee bent, hoe dicht het in de buurt komt van je eigen leven, van wat je bezighoudt of wat je belangrijk vindt. Ik geloof dat het in de literatuur niet anders is.

Op wel meer vlakken vind ik gelijkenissen tussen fotografie en literatuur. Je creëert aan de hand van abstractie en compositie een nieuwe werkelijkheid, die onbekend en vreemd kan zijn, en die ons tegelijk vertrouwd is — zoals je mooi schreef in je vorige brief. Ik heb overigens nooit het gevoel dat ik door het fotograferen een beeld steel, eerder dat ik iets geef, iets toevoeg, iets wat alleen door mij gezien en vastgelegd werd en zo per definitie persoonlijk is.

Maar we creëren dus een fictieve, parallelle wereld op papier — levensecht. Toen ik pas begon met schrijven las ik een interview met een succesvolle Nederlandse schrijver. Het hoofdpersonage van zijn nieuwe boek was een advocaat. Was dat niet moeilijk, of bijna onmogelijk, werd hem gevraagd. Had hij niet ontiegelijk veel research moeten doen. Nee, antwoordde hij. Ik hoefde geen advocaat te worden, ik hoefde alleen maar met een paar details de illusie op te wekken.

In mijn roman De bewaker laat ik een van de hoofdpersonages zijn collega spitsvondig martelen. Het boek speelt zich af in de zwaarbewaakte kelderverdieping van een luxueus appartementsgebouw en was geïnspireerd door de schizofrenie van de War on Terror, de oorlog in Irak en de praktijken in de Abu Ghraibgevangenis. Natuurlijk had ik nog nooit iemand gemarteld, dit perspectief was mij totaal vreemd. Toch heb ik de bewuste scène met een zeker genoegen geschreven, omdat ik de enige, juiste manier had gevonden waarop die marteling in die omstandigheden plaats kon vinden. Alles klopte. Het moment, de beweegreden, de methode. De beul en het slachtoffer. Het was gruwelijk én geloofwaardig. De voldoening was groot, later heb ik de scène trots voorgelezen tijdens literaire ontbijten in landelijke bibliotheken.

In mijn jongste roman Patricia vertel ik het verhaal van een vrouw die het ondenkbare doet: ze laat haar kind in de steek. Ik voelde me nogal benauwd, ik wilde vermijden dat vrouwen het typisch een boek zouden vinden van een man die meent te weten hoe het is om een vrouw te zijn. Ik mocht het verhaal niet in de weg lopen, elke hint van mijn aanwezigheid zou het boek ondermijnen. Na enige tijd schakelde ik mijn vrouw in, ze las en gaf me de zegen. Toen daagde het me dat de verschillen tussen man en vrouw soms kleiner zijn dan die tussen mannen onderling of vrouwen onderling, en schreef ik zonder remmingen verder.

Het mooiste voorbeeld ten slotte van ‘cultural appropriation’ moet wel Under the skin van Michel Faber zijn. Een prachtige, diep ontroerende roman over een buitenaards wezen, Isserley geheten, die op onze planeet, verminkt tot een menselijke gedaante, een bijzondere opdracht vervult. (Isserley ligt me, in haar verstilling en eenzaamheid, even na aan het hart als jouw Kathrine in Ungefähre Landschaft). Hoe ver ook het personage van de schrijver af staat, hij schrijft het onvermijdelijk naar zich toe, vind je niet? Hij schrijft, met de inzet van al zijn vermogens, tot het dicht genoeg is voor een waarachtig portret — Capa indachtig.

Ik wens jou en je familie een vrolijk kerstfeest toe, en een voorspoedig ’21!

Peter

PS Mocht je overwegen om je Leica van de hand te doen, geef me een seintje.

Peter Stamm (1963) is een van Zwitserlands meest prominente auteurs. Hij schrijft essays, korte verhalen, romans en toneelstukken. Na zijn opleiding tot boekhouder beoefende Stamm dit beroep enkele jaren om alsnog aan de universiteit van Zürich te gaan studeren. Na een studie Engelstalige literatuur, psychologie en psychopathologie verliet hij het land en woonde o.a. in New York, Parijs en Scandinavië. Sinds 1990 wijdt hij zich geheel aan het schrijven. De werken van Peter Stamm zijn in meer dan dertig talen vertaald. Zijn roman Zeven jaren werd genomineerd voor de Man Booker International Prize. In 2016 was hij voor het eerst te gast in Passa Porta.

Peter Terrin (1968) is een veelgeprezen Vlaamse auteur van theater, verhalen en romans. In 2009 verscheen De bewaker (Literatuurprijs van de Europese Unie 2010). The Irish Times riep het boek uit tot een van de beste romans van het jaar. Met Post Mortem (2012), een puntgave roman over de illusie van fictie, sleepte Terrin de AKO Literatuurprijs in de wacht. Zijn recentste roman, Patricia (2018), werd bij verschijning meteen alom lovend ontvangen. In februari 2021 verschijnt zijn inmiddels zevende roman Al het blauw bij De Bezige Bij. Het werk van Peter Terrin wordt vertaald in meer dan 15 talen, waaronder het Engels, Frans, Italiaans, Turks, Hebreeuws en Japans.

fijn dat je even de tijd nam voor een stukje literatuur.

Misschien werd je wel ontroerd, raakte je verontwaardigd, uitgedaagd of geïnspireerd. Met het online magazine geven we auteurs en vertalers kansen om tegen een correcte verloning nieuw werk te creëren.

We gaan actief op zoek naar die schrijvers die een onbekend deurtje opentrekken of vaak minder zichtbare verhalen vertellen. We vinden het belangrijk om deze stemmen een platform te geven, hen te ondersteunen en waar nodig te begeleiden. Want we zijn van mening dat alle verhalen gehoord moeten worden. Je kan ons helpen om dit evenwicht te realiseren door ons financieel te steunen.

Elke bijdrage, groot of klein, helpt ons verder om meer auteurs aan het woord te laten. Hartelijk dank alvast!

Ja, ik steun literaire makers
02.01.2021