you've got mail - saskia de coster en pauline delabroy-allard schrijven brieven (deel twee)

08.03.2021
Auteurstekst
Youvegotmail

Het zal helaas nog even duren alvorens Belgische en buitenlandse auteurs elkaar weer in den lijve kunnen treffen in Passa Porta. In afwachting daarvan nodigden we een paar Europese auteurs uit om de dialoog per brief aan te gaan.

Hieronder lees je het vervolg van de correspondentie tussen Saskia De Coster en de Franse schrijfster Pauline Delabroy-Allard, in het Nederlands bekend van Dit gaat over Sarah (Signatuur, 2019), een roman over een destructieve amour fou tussen twee vrouwen.



Amsterdam, 21 februari 2021

Lieve Pauline,

Bedankt voor je brief die heerlijk meandert, en dankjewel om me nog eens te doen terugkeren naar Arcade Fire en de tunnel in de sneeuw. Dat ben ik nu al tikkend aan het doen, ‘underneath the covers’, zingt de groep nu, vele bandleden samen. ‘Everytime you close your eyes,’ zingen ze nu. Iedere keer dat ik mijn ogen sluit, zie ik tegenwoordig veel mensen samen, een top shot, ieder in zijn hokje, maar alsof de hele aardbol samen één muziekgroep is die musiceert voor het heelal. Dat er een kakofonie opklinkt, wordt ons wel vergeven.

Wat de meeste mensen het afgelopen coronajaar zo lastig vonden, is de modder van de dagen, de eentonigheid. De ene toon. Ik heb nog niemand horen zeggen dat ze sinds corona een dagboek bijhouden, al zijn er wel al een aantal coronakronieken gepubliceerd. Ik vraag me af wie die zal lezen. Zou jij je dagboeken ooit publiceren? Of zijn ze niet geschreven voor een ander, een lezer?

Tijdens de langgerekte crisis die een puberteit is, heb ik me ook tot het dagboek bekeerd, al is er geen spoor meer van terug te vinden. Ik heb de dagboeken plechtig en theatraal verscheurd en begraven in het bos. Dat kan ik me op persoonlijk vlak wel beklagen maar voor de literatuur is het winst, dat wat geschreven en weer verdwenen is. Het bos is nu weg, alle bomen zijn omgehakt. Op momenten van paniek en zelftwijfel denk ik dat het beste wat ik ooit zal schrijven, al in die schriftjes stond waar ik niet meer aan kan en dat de rest maar naspel is.

De eeuwigheidsgedachte in de literatuur doet me vaak lachen.

De schrijvers die ieder geschreven snippertje bijhouden en archiveren. Het eeuwige, het overlevende, het monumentale, de letters die ongestoord boven de tijden zullen blijven uittorenen, het is zo’n arrogante, fallische gedachte. Voor mij heeft literatuur een houdbaarheidsdatum, hoe hard je je daar ook tegen kan verzetten. Literatuur wordt doorgaans opzoekmateriaal maar leeft niet meer, net in de poging om het te fixeren en te bewaren. De vernislaag maakt het een lezer soms onmogelijk om erdoor te komen. De meeste boeken zullen niet meer terugkeren, ze worden ingehaald en vermalen door de tijd. Het zijn de uitzonderingen die overeind blijven. Zelf vind ik dat een geruststellende gedachte. Een tunnel in de sneeuw die smelt. Hoe kijk jij daarnaar? Misschien draaf ik hier zelf door en worden mijn gedachten wat te pompeus.

Gelukkig is er de praktijk. Dit academiejaar ben ik writer-in-residence aan mijn oude alma mater, de KULeuven. Daar gaf ik net mijn eerste les van een cursus Creative Writing. Ik stelde de studenten die onmogelijke vraag om te beginnen. Waarom schrijven. Er viel een stilte. Een meisje vertelde hoe ze jaloers is op haar broer. Als hij een verhaal vertelt, hangt iedereen aan zijn lippen. Zij kan dat niet. Zij kan enkel zitten en zwijgen. Papier is voor haar de beste manier om met anderen te communiceren, zei ze.

Ik herkende dat en het deed me ook denken aan wat je me schreef, dat je zegt dat niet praten niet eens zo erg zou zijn.

Niet horen zou voor mij erger zijn dan niet spreken. Ik voed me echt met muziek. En ik zing zelf zo vals als een kat. Ik wil muziek in me opnemen, maar er verlaat mij geen muziek. Mijn zoontje zal dat bevestigen. Hij zei onlangs toen ik mijn stem verhief: je mag niet kwaad zijn en roepen want ik ben al halfdoof en binnenkort hoor ik niks meer. Ik schrok wel. Het is een gruwelijke straf, iemand van zijn zintuigen beroven. Of toch een beetje. Wat is het ergste dat je iemand kan afnemen?

Gisteren heb ik de eerste versie van mijn novelle De weddenschap afgerond. Het verhaal draait om een perverse weddenschap — twee jongens, een meisje. Woorden die schroeien en gaten branden door het papier. Het speelt zich af in Italië, tijdens de zomer. De ene jongen is een rich kid, de andere zijn vriend die mee mag op reis met de superrijken. Het kan nog alle kanten op maar het draait om onmogelijke verlangens (wat niet). Benieuwd hoe jij dit raamwerk zou invullen. Een eerste versie betekent bij mij nog niets. Al dacht ik daarnet stiekem dat ik er al ben. Alsof je aan de start staat en denkt dat het de finish is.

Ik hoop je snel weer te lezen.

Liefs,

Saskia

-

2 maart 2021
Vanuit Parijs

Beste Saskia,

Ik vrees dat ik je tijdens onze volledige correspondentie alleen ‘vanuit Parijs’ zal kunnen schrijven door dat ellendige virus. Ik zie dat je je eerste brief in Antwerpen hebt geschreven, daarna had je het over Leuven, en je tweede brief kwam uit Amsterdam... De namen van die steden spreken tot mijn verbeelding. Ja, echt. Ik had niet gedacht dat ik reizen zo zou missen. Trouwens, ik heb weleens de indruk dat alle reizen die ik me kan herinneren dromen zijn, dat ze niet echt hebben plaatsgevonden. Soms kan ik echt niet meer onderscheiden of ik de dingen die ik heb gezien, werkelijk heb gezien, of dat ik ze heb verzonnen.

De laatste keer dat ik mijn land nog uit ben geweest, was op de kop af een jaar geleden, toen ik naar het mij onbekende Napels reisde. Ach, wat een mooie herinneringen! Lange wandelingen in de stad, spritz drinken op terrasjes, van de bomen geplukte clementines, citroenen zo groot als watermeloenen op de markt, de tranen die opwelden toen ik voor een mozaïek uit Pompeï stond... Het was het 'portret van Sappho', mijn eerste ‘stendhalsyndroom’, een herinnering die me zal bijblijven. Ik had het gevoel buiten de tijd te staan toen ik die minuscule faiencetegeltjes bekeek die van lang voor Christus dateren, stelde me voor dat een mensenhand ze geduldig in elkaar had gezet en die prachtige vrouwenfiguur had ontworpen, het deed me paf staan. En ja, ik moest huilen. Daarna ben ik gaan zwemmen aan een zwart zandstrand, op het eiland Procida, want altijd als ik aan zee ben, kan ik me niet bedwingen om te gaan zwemmen, soms naakt, soms rillend van de kou. Dat laat ik nooit los.

Dat verhaal over die begraven dagboeken... Ik vind het heerlijk!

Vaak denk ik erover om de mijne te verbranden, ook al hou ik ze al meer dan vijftien jaar nauwgezet elke dag bij, of het nu regent, waait of sneeuwt. Nou ja, het is wat raar om het zo te zeggen, alsof het aan het weer ligt, maar je ziet wel wat ik bedoel, ik laat het nooit los. Jawel, ik geloof dat loslaten niet mijn sterkste kant is. En toch is dat blijkbaar de sleutel tot de wijsheid, kunnen loslaten.

Enfin, terug naar die dagboeken. Die van mij zijn totaal oninteressant! Het zijn zuiver opsommingen van feiten, ik schrijf er niets in over mijn gevoelens, of heel weinig, en ze dienen volgens mij vooral om mijn diepe angst voor de dood af te weren. Alsof ik door te conserveren en te archiveren het bewijs van mijn bestaan en dat van mijn geliefden kon bewaren.

Ik moet je trouwens vertellen dat mijn andere beroep, als je schrijven tenminste als een beroep beschouwt (wat denk jij daar trouwens over? Ik vind het een razend interessante vraag!), documentaliste in een middelbare school is. Ik breng er mijn dagen door met boeken bestellen en vervolgens bepalen in welke afdeling ik ze moet opbergen volgens het geniale internationale classificatiesysteem dat door Dewey werd bedacht om alle kennis te rangschikken, waarna ik ze uiteindelijk opberg. Ik archiveer ook nieuwsbladen. Ik ben nogal neurotisch bezig met archiveren.

Mijn grote dochter van tien, die zeer nieuwsgierig is over mijn dagelijkse gewoonte om in mijn dagboeken te schrijven, vroeg me onlangs of ze ze zou mogen lezen wanneer ik dood ben. Ik had verschrikkelijk lang de slappe lach, want zo'n vraag verwachtte ik niet! En ik antwoordde vanzelfsprekend van niet. Ik denk dat ik er wel iets op vind om ze te laten verdwijnen voordat ik zelf heenga.

Ik vind het echt mooi dat je creatief schrijven doceert, dat je mensen helpt om van hun schrijfsels te bevallen, bijna alsof je een vroedvrouw bent, dat moet wel op dezelfde manier een beetje walgelijk zijn (al die organische materie!) en tegelijk haast sacraal (een kwestie van leven schenken, iets gestalte geven!). Ik heb nooit zo'n les gevolgd, maar zou dat wel fijn vinden. Zelf ontmoet ik deze maand studenten die mijn eerste roman behandelen, we moeten het over stijl hebben en de bijeenkomsten eindigen uitgerekend met een schrijfworkshop die ik hun moet geven. Ik krijg al rillingen als ik eraan denk en hoop echt dat ik tegen de situatie opgewassen zal zijn.

Ik kijk ongeduldig uit naar wat er zal gebeuren in De weddenschap. Ik wed dat er mij nog veel verrassingen te wachten staan. De eerste versies van mijn nieuwe teksten zijn erg bijzonder. Ik weet niet hoe dat bij jou gaat, maar ik heb altijd een ideale, zij het erg vage versie in gedachten van de tekst die ik graag zou schrijven.

En steeds weer lijkt de tekst die ik vervolgens werkelijk schrijf helemaal niet op wat ik in gedachten had.

Zeer vreemd. Mettertijd heb ik geleerd om de weg die ik volg bij het schrijven te waarderen, om de tekst uit mijn fantasie op te geven voor de realiteit die komt, maar ondanks alles maak ik toch een bescheiden rouwproces door, een vorm van loslaten. En zoals je vast al hebt begrepen, laat ik nooit los.

Ik kijk ongeduldig uit naar je volgende brief.

Met vriendelijke groet,

Pauline Delabroy-Allard

Vertaald uit het Frans door Daan Pieters

08.03.2021