Toekomstkoorts van Annelies Beck: een leeservaring

Silvie Moors
05.02.2019
Beck Annelies C Eveline Renaud

Voorgelezen in Passa Porta op 18.1.2019, tijdens de presentatie van Annelies Becks jongste roman.

Joke van Leeuwen schreef ooit een kort verhaal dat ‘Ver weg is dichtbij’ heet. Het gaat over een oud vrouwtje met stramme benen dat op reis gaat in haar eigen huis. Een dichtbije reis dus. Precies zoals de filosoof Montaigne dat ook al eens beschreef, toen hij op reis ging in zijn slaapkamer.

Reizen en lezen is amper een verschil. Alleen is lezen minder gedoe. Je hoeft geen koffer te pakken. Geen zonnebril noch bikini. Je boekt trein- noch vliegticket, je laat je niet inenten tegen malaria – al zijn de mosquitos in Annelies Becks roman Toekomstkoorts onmiskenbaar aanwezig. Je reist mee op de rug van iemand die letterlijk het pad geëffend heeft naar een nieuwe wereld. Het zweet dat bij de schrijver uit alle poriën gutste bij het zoeken naar de juiste woorden, het stof van oude archieven dat nog aan de vingers kleeft, de ademnood bij weer een verkeerde afslag, dat allemaal hoeven wij, lezers, niet te ondergaan.

Wat wij op reis in een boek meenemen, is het gewicht van ons leven. Dat wat al jaren op onze huid kleeft, de littekens van de tijd, de kruispunten, de kantelmomenten en dat wat nu schuurt. Ik kan geen leeservaring geven zonder mijn rugzak een klein stukje te openen.

Mijn moeder is half Congolese, weggebracht van bij haar Congolese moeder toen ze vijf was en grootgebracht in een tehuis van Belgische witte zusters in Save. Haar vader was een koloniale Belg, verder onbekend. Nu het hele koloniale verleden opnieuw wordt omgespit, het Africamuseum weer open is en de culturele sector schreeuwt om te dekoloniseren, vraag ik me de laatste maanden steeds meer af wie ik ben en hoe ik mij hiertegenover verhoud. En of en hoe mijn wortels me bepaald hebben. Het heeft me nooit écht bezig gehouden, eerlijk gezegd en misschien vreemd genoeg. Totdat ik niet zo lang geleden in een weekblad iets over mijn wortels prijsgaf, en een tijdje later de vraag kreeg van een radioprogramma om als iemand met een Congolese migratie-achtergrond iets daarover te komen vertellen. De blik van de ander bracht me in de war.

Kinderen van de kolonie

Mijn moeder was in dat pensionaat zo'n beetje de lieveling van een van de zusters. Zuster Eulalie. En die zuster was de groottante van Annelies. Mijn moeder heeft jaren gecorrespondeerd met haar vader. Hoe vreemd, dacht ik opeens, dat onze koloniale wegen kruisen in het echt en in het boek. En allebei kijken we naar wat was van een hele andere kant. Dat hele kleine zogenaamde fait-divers, brieven heen en weer tussen twee families, tussen haar vader en mijn moeder, was al decennia verdwenen in de mist van mijn hoofd.

Wat het hele kolonisatiedebat naar boven brengt, is dat zowat iedereen een kind van de kolonietijd is. En iedereen op zijn eigen manier, vanuit een eigen perspectief en aan een andere kant, of vanuit een andere hoek van het web. Iedereen heeft een eigen draad, een eigen verhaal maar hoe dan ook zijn wij met z'n allen verweven. Of zoals meester Wagner het in Toekomstdroom tegen Beija-Flor zegt: ‘Met dat uiterlijk van jou, Beija-Flor, draag je de hele geschiedenis van dit vertrapte land in je.’

Op zoek naar de verloren tijd

Wie wij zijn en hoe onze draad ontstaan is, is een queeste die we de rest van ons leven volgen. Het is dat zoeken in Toekomstkoorts dat heel dichtbij kwam. Door de loop van de geschiedenis geraakten, geraken en zullen mensen elkaar en zichzelf kwijt blijven raken. Ze jagen grootse dromen na maar komen zelden nog helemaal terug thuis bij zichzelf. Vooraan in het boek laat Annelies het personage Linde schrijven aan haar dochter: ‘Ik was ook iemand voor ik jouw moeder was, weet je.’ En wat later schrijft hetzelfde personage: ‘Met elk verhaal dat Jan me over mijn broer vertelde, kneep de verloren tijd een nieuwe blauwe plek in mijn huid.’ Of hoe het zoeken naar jezelf en je wortels, het opdelven van oude verhalen je identiteit aan het wankelen brengt. De tijd die kwijt is, haal je niet meer in, en met de donkerte ervan moet je hoe dan ook omgaan. Het is moeilijk om jezelf te definiëren, het is bijna onmogelijk je hele zelf uit te leggen aan een ander.

Beija-Flor zegt over zijn verhuizing van het land naar de stad:


‘Ik miste de rivier en de ruimte en de geuren van thuis, ik miste begrepen te worden zonder mezelf te moeten verklaren. Ik miste vanzelfsprekendheid.’

In Toekomstkoorts haalt Annelies alle identitaire vanzelfsprekendheid onderuit. Of beter, de mooiste personages halen zichzelf onderuit. Het zijn de macho's, de betweters, de ego's, zij die het minste twijfelen aan zichzelf die het slechtste karakter hebben – dat is bemoedigend. Het is ook in de échte wereld zo.

Dit las ik deze week in de roman IJzeren tijd van de Zuid-Afrikaanse auteur Coetzee: ‘Er gebeuren hier verschrikkelijke dingen. Maar wat ik daarvan vind, moet ik op mijn eigen manier verwoorden.’

Meerstemmigheid

Het is zoals in de polyfonie. Ook in het samen zingen klinkt het individuele geleefde leven. Annelies beoefent met Toekomstkoorts de kunst van het polyfonisch componeren. Ze zet ons als lezer op het verkeerde been, want ook de twijfelaars, de minder slechten, ook zij nemen al eens een vreemde of ronduit verkeerde afslag. Niemand is wit, niemand is zwart, iedereen, hoe wit of zwart ook aan de buitenkant, is vanbinnen een veelkleurig, chaotisch schilderij van Jackson Pollock. Dat heeft een luisteraar van de muziek van Graindelavoix duidelijk niet begrepen. Gisteren las ik op YouTube een commentaar bij een stuk van Gilles Binchois waarin ik de eerste stem zing: ‘I want to hear the lead voice sung by a woman, not a countertenor. And sung by genuine White Europeans, not New "Europeans" whose singing is suggestive of Islamic muezzins calling the faithful to prayer.’

Ware meerstemmigheid is een statement.

Het tegendeel van de waarheid

‘Mijn overtuigingen ontglipten me. En ik wist niet wie ik was zonder,’ zegt Aurelio verderop in het boek. Misschien is dat voor mij wel het cruciaalste citaat. Toekomstkoorts is het tegendeel van de waarheid. Het is het Socratische besef van het niet-weten en tegelijk het verlangen naar openheid en het blootleggen van wat was en is, het verlangen naar thuiskomen, jezelf terugvinden, het verlangen naar het vanzelfsprekende ware en goede, dat niet bestaat. Daar kwam ik Annelies, de journaliste tegen, die haar overtuigingen wikt en weegt, overboord gooit en bevraagt. Door zo nu en dan te wankelen, door ons te doen wankelen, maar ook door met een waanzinnige verbetenheid en moed het boek van de geschiedenis te openen, en zo veel kanten van het meerstemmige verhaal te laten weerklinken.

Annelies laat Aurelio schrijven:

‘Misschien kun je ook een bondgenoot zijn van wie na je komt.’

Dat is voor mij de sleutel van het boek. Wie de waarschijnlijke geschiedenis zoals ze was blootlegt en de plooien van de tijd opent, reikt de toekomst de kans aan om het beter te doen, of dat op zijn minst te proberen. Het zijn wonderbaarlijke draden die aan het eind van het boek samenkomen en met elkaar verweven blijken. Ik voelde me aan het einde treurig omdat de geschiedenis zich almaar herhaalt en de toekomst slechts met mondjesmaat leert van het verleden. Ik kijk wel eens Terzake, weet u wel.

Maar ik voelde me ook een bondgenoot van de stemmen. Toekomstkoorts is een ode aan de vertellers, aan de doorgevers, de schrijvers, zij die de pen gebruiken om het licht te laten schijnen op hoe het geweest zou kunnen zijn. In stilte geniet ik na van de echo's van de stemmen. Ze hebben een spoor getrokken door mijn eigen kleine particuliere reis naar wie ik misschien ben. Ze vibreren nog. Ik neem ze mee.

foto © evelin renaud

Silvie Moors
05.02.2019