Bericht aan de bevolking (8) De taal van deze tijd

Sulaiman Addonia
15.04.2020
Auteurstekst
Degas Baigneuse1

‘Social distancing’ is wat Corona-experts adviseren, ‘social nearness’ is wat we met onze literaire ontmoetingen beogen. Passa Porta wil het contact met lezers en schrijvers niet verliezen en geeft daarom de komende weken het woord aan een selectie auteurs uit binnen-en buitenland, die we vroegen om een persoonlijk ‘Bericht aan de bevolking’ vanuit hun schrijfkamer.

Tussen het huishouden en de lessen aan zijn kinderen door schrijft de Eritrese auteur Sulaiman Addonia een pleidooi voor zelfonderzoek en drukt hij zijn lezers op het hart om in deze tijden van thuisquarantaine de taal van de stilte te koesteren. Met dank aan Leen Van Den Broucke voor de Nederlandse vertaling.

-

In 2009, toen ik net aan Silence Is My Mother Tongue was begonnen, mijn tweede roman, werd ik regelmatig midden in de nacht wakker en zat dan met mijn rug tegen de muur voor me uit te staren naar de zee van zwart om me heen. Altijd weer nodigde de stilte die in het donker huisde me in haar plooien uit. De nacht werd een zwijgzame toehoorder van mijn onuitgesproken gedachten en onbeschrijfelijke dromen, bij wie ik me thuis voelde samen met al mijn personages, ook als ze me verder mee de duisternis in namen, omdat we dezelfde taal spraken: die van de stilte.

Maar als de stilte een taal is, hoe leren we die dan, hoe breiden we onze woordenschat uit om vloeiend te leren spreken? Wie laten we de grammatica ontwerpen? Op die vragen heb ik geen antwoord, ik zoek nog steeds, maar volgens mij leren we de stilte niet van onze moeder, niet in onze maatschappij en niet op school. Mogelijk is het de enige taal die al in ons zit, die ons allemaal aangeboren is.

Zwijgen is het afleggen van een gesproken taal, van een identiteit, van godsdienst, van morele oordelen, van maatschappelijke conditionering, nationaliteit en nationalisme – misschien omdat je door de stilte het dichtst het besef benadert van wat het inhoudt om mens te zijn, in de primitieve, nobele zin van het woord.

De stilte is de taal die autochtonen en immigranten, mannen en vrouwen, kinderen en volwassenen verenigt, de enige taal die ze gemeen hebben. Het is altijd een universele taal geweest. Een taal die velen van ons hebben geleerd te onderdrukken, maar die door de kunst kan herleven.

Zo is het echt. Dankzij de kunst kunnen mensen de schoonheid van onze universele taal ontdekken. Zoals Gabriel García Márquez schreef in Liefde in tijden van cholera (vert. Mariolein Sabarte Belacortu):

‘Hij was er in de eenzaamheid van zijn ziel van overtuigd dat hij in stilte veel meer had liefgehad dan wie ook in deze wereld.’

Naast romans zijn ook films cruciaal voor mij geweest om het vertrouwen te kweken dat ik de taal van de stilte niet alleen versta, maar haar ook als mijn moedertaal kan aanvaarden. Het was Hana-bi, weet ik nog, een Japanse film uit 1997 van de regisseur en acteur Takeshi Kitano, die me voor het eerst het gevoel gaf dat de stilte ingezet werd als filmtaal, doordat de protagonist hoofdzakelijk zwijgend door de film ging. De stille momenten wogen veel zwaarder dan de gesproken momenten. De film ademde de taal van de stilte, die door het hele landschap mocht dwalen, over de zee, de bergen. Het viel op en maakte de film voor mij extra gedenkwaardig. Doordat de dialogen zo schaars waren, kon ik in stilte van die andere dingen genieten waar we vaak van worden afgeleid doordat er de hele tijd acteurs in gesprek zijn. Ik zag het interieur, kon aandacht besteden aan het gezicht van de mensen in de film en hun blik volgen, alle emoties in detail ervan af lezen, zodat geen aangespannen spiertje op het gezicht van Takeshi Kitano me ontging.

Dat doet de taal van de stilte, ze nodigt je uit om te luisteren naar wat er achter de woorden van de personages zit, te luisteren naar hun lichaam, hun emoties, getuige te worden van hun innerlijke en uiterlijke gevoelsleven. Anders gezegd, voor mij is geen taal zo geschikt voor de kunst als de stilte. Die taal deskundig hanteren is, zoals Charles Baudelaire schreef, als het beoefenen van een bezwerend soort hekserij.

Soms lees ik een gedicht zonder het te begrijpen, maar komt het toch hard binnen. Sommige dichters, heb ik altijd al gevoeld, beheersen de kunst om het verstand te omzeilen en rechtstreeks tot de ziel te spreken. En voor mij is stilte de taal van de ziel.

Dankzij de stilte kan ik mij als kunstenaar losrukken van de geschiedenis, van gepraat, van overvloed, van verklaringen, van de plot, van percepties, van tradities, religies en taboes. Dankzij de stilte voel ik me volkomen vrij, of zoals Marguerite Duras het schreef:

‘Ik ben regen, ik ben van niemand.’

Stilte is een lastig te leren taal, maar misschien is het toch de moeite waard om te proberen haar in deze tijden van thuisquarantaine onder de knie te krijgen, voor de schoonheid en vrijheid die ze meebrengt. Hoe meer we naar schilderijen kijken die de stilte uitbeelden – zoals de serie badende vrouwen van Edgar Degas, de inspiratiebron voor Silence is My Mother Tongue – of een roman lezen, zoals Kroniek van een aangekondigde dood van Gabriel García Márquez, of naar muziek luisteren, zoals Beethoven’s Silence van Ernesto Cortázar, hoe meer we aangemoedigd worden om de stilte niet alleen te waarderen, maar er ook naar te luisteren, en om haar te koesteren.


Sulaiman Addonia, Brussel, april 2020

Vertaald uit het Engels door Leen Van Den Broucke

Sulaiman Addonia
15.04.2020