In residentie: Open brief aan het gekroonde virus

Monem Mahjoub
16.04.2020
Auteurstekst
Johannes Plenio A Wdgqex Sx A0 Unsplash Blu

De Libische filosoof, dichter en taalkundige Monem Mahjoub (1963) verblijft momenteel in Brussel in het kader van Passa Porta’s lidmaatschap van het International Cities of Refuge Network (ICORN), dat schrijvers steunt die in hun vaderland gevaar lopen. Met dit initiatief presenteert Brussel zich als een open metropool die de vrijheid van meningsuiting en de mensenrechten hoog in het vaandel heeft. In samenwerking met VUB.

In quarantaine besloot Monem om een open brief aan het coronavirus te schrijven. Hij blikt daarin terug op de lange geschiedenis van het menselijk contact met virussen en vraagt zich af of er misschien een manier bestaat om met virussen te 'onderhandelen' en daar als menselijke soort zelfs voordeel uit te halen.

-

Brussel, 16 april 2020

Dag coronavirus,

We zijn twee maanden verder, maar jij bent onverstoorbaar. Je hebt je taak snel en in stilte kunnen uitvoeren tot je ontdekt werd en de mens maatregelen begon te nemen. Sinds mensenheugenis zijn de meest gruwelijke dingen gebeurd, en altijd hebben mensen dat te laat ingezien. Wanneer ze dan eindelijk doorhadden wat er aan de hand was, konden ze nog net de schade opnemen en de slachtoffers tellen, en als de bliksem een oplossing proberen te verzinnen.

Ik geloof eerlijk gezegd niet dat jij het loodje zult leggen. Je terugtrekken misschien, of onderduiken om een nieuwe invasie voor te bereiden. Dan zal de mens zijn ramen en deuren opengooien, voelen dat hij leeft en zich koesteren in het licht van de kosmopolitische zon. Hij zal je vergeten. En dan keer jij terug, in een nieuwe gedaante die alle bestaande vaccins zal omzeilen. Je zult opnieuw terreur zaaien, totdat het zoveelste vaccin zal worden ontdekt, en dan begint het van voren af aan.

Natuurlijk hoop ik dat de mens na die ervaringen net als jij in staat zal zijn om zich aan dat nieuwe leven aan te passen en razendsnel immuun wordt voor de streken van jouw soort. Sowieso zijn mensen en virussen niet eens zo heel verschillend, als we virussen beschouwen als levende wezens die dezelfde omgeving bezetten en proberen te beheersen.

Toch zijn wij als mensen nog niet zover dat we ons spontaan kunnen aanpassen aan significante veranderingen in ons milieu. Dat is jouw speelterrein. Ondanks alle spitstechnologie die hen omringt, blijven mensen emotioneel ten diepste primitieve wezens die rond het vuur dansen.

Kijk, ik doe mijn best om een positieve kant te vinden aan de lange geschiedenis van mensen en virussen.

De mensheid is bedreigd door vele epidemieën en natuurrampen die het natuurlijke evenwicht van het leven op aarde hebben verstoord. Maar zo evenwichtig zijn mensen zelf ook weer niet. Hun geschiedenis is één opeenvolging van rampverhalen, maar net zoals natuurrampen nuttig zijn voor de hernieuwing van ecosystemen, zijn epidemieën nuttig voor de biosfeer. Ook voor de mens dus, die er maar niet in slaagt in zijn eentje te evolueren. Integendeel, mettertijd past hij zich aan de veranderingen aan die hij ondergaat.

Kun je je voorstellen dat mannen ooit te herkennen waren aan het haar over hun hele lichaam, hun forse, brede onderkaak, hun dikke lippen, hun grote voeten en enorme kolenschoppen van handen, en vrouwen aan hun slappe borsten, hun enorme achterwerk en lange nagels? (Laat die lange nagels bij nader inzien maar zitten, die zijn nog steeds hip.) Wat is er sindsdien gebeurd? Geholpen door een paar natuurrampen hebben jouw voorouders de mensheid ietwat gefatsoeneerd, tot wat tegenwoordig doorgaat voor elegantie en schoonheid. Zie je wel? Je bent niet altijd zo rampzalig geweest.

Ik zal maar niet verder ingaan op die menselijke filosofie van de pandemie. Jij bent onzichtbaar en wij mensen praten alleen met wat we kunnen zien. Je hebt trouwens je mond nog niet opengedaan. Maar wacht even... eigenlijk kunnen we je wel zien, tot op zekere hoogte. Alleen heb ik geen elektronenmicroscoop, daarom krijg je van mij deze brief. Lees hem alsjeblieft.

Jij leeft, en ik ook. Wij allen, virussen en mensen, zijn doodgewone bewoners van deze planeet, die er niet speciaal voor ons is. Dat punt mag eigenlijk ook niet ontbreken in de discussie. Toen je pas was opgedoken, dacht ik dat je de globalisering in zuivere vorm was, maar eigenlijk heb je die omgedraaid. Door in de hele wereld de grenzen onder de voet te lopen, dwing je mensen om zich te verschansen in hun holen, beter bekend als ‘landen’. Ze gingen in lockdown, zetten de werelddelen af, daarna de landen van elk werelddeel, daarna de steden in elk land, daarna de wijken van elke stad en ten slotte de huizen van elke wijk. Onverhoeds zijn mensen zo teruggekeerd naar de hoeksteen van het gezin, dat, niet te vergeten, op sterven na dood was, maar nu ineens onze laatste toevlucht is.

Vertel eens, doe je dit omdat je onze primitieve gevoelens weer wilde laten herleven? Of ben je van plan ons uit te roeien en de continenten een ander aanzicht te geven, om de wereld op nanoschaal te transformeren tot een open ruimte waar jij beter in gedijt? Kun je eigenlijk wel overleven zonder de grote cellen die je alleen vindt in het menselijk lichaam en dat van andere levende wezens (ja, zoals de dieren die wíj eten)?

Wat was de bedoeling precies? Valt er nog iets te onderhandelen?

Ik weet natuurlijk ook dat je zowel goed als kwaad doet. Alleen ben jij niet bezig met goed en kwaad zoals ik die zie; jij hebt namelijk niets met moraliteit, je bent een bezettingsmacht. Zou een bondgenootschap tussen mens en virus een grondwet kunnen vestigen die overleving voor beide partijen garandeert, waarbij mensen jou hun cellen vrijelijk in en uit laten? In ruil daarvoor zouden mensen dan in leven blijven en van jouw genetische verfijningsmechanisme genieten.

Wat dacht je van een protocol van neutrale coëxistentie tussen de twee partijen? Is het wederzijdse voordeel daarvan niet een overweging waard?

Bij wijze van conclusie wil ik graag bevestigen dat de cellen van mijn zwakke lichaam klaarstaan om jou te ontvangen, even open als mijn brief. Ik dool door de verlaten straten van Brussel op zoek naar jou, omdat ik geloof dat wij tweeën iets te bespreken hebben, van mens tot virus, namens onze respectieve soort. Kunnen mensen jou hun cellen in laten, zoals ze in de loop van hun lange geschiedenis met duizenden aan jou verwante virussen hebben gedaan, en die cellen tot jouw speeltuin verklaren, zonder aangetast te worden of besmet met een dodelijke griep?

Ik hoop dat je deze oproep wilt beantwoorden, om je nakomelingen te redden. In het andere geval zeg ik: tot nooit meer ziens.


Monem Mahjoub

Uit het Engels vertaald door Leen Van Den Broucke.
De Engelse versie van deze tekst, door Patrick Lennon en Eriks Uskalis, was door de auteur geautoriseerd en gebaseerd op de Franse vertaling van Maité Graisse uit het oorspronkelijke Arabisch.

Monem Mahjoub
16.04.2020