25 november
Gekroond voor twee jaar in 2024 heeft de Belgische dichteres Lisette Lombé de opdracht om twaalf originele gedichten te schrijven. Passa Porta helpt bij het laten vertalen van deze gedichten naar het Nederlands en het Duits. Ontdek haar achtste gedicht, getiteld 25 november, geschreven ter gelegenheid van de internationale dag voor uitbanning van geweld tegen vrouwen.
Kijk hoe…
Kijk hoe, op de aandoenlijkst mogelijke manier,
Kijk hoe op een dag onze borstkas in tweeën spleet.
Sommigen van ons spreken over bommen onder onze botten.
Sommigen van ons spreken over een gapend gat in onze borst of over peilloze
diepten.
Sommigen van ons spreken over een grote scheur in de lucht,
over omgekeerde seizoenen,
over schorsen die barsten onder druk van immens lijden.
Die middag zag ik de slangen uit hun nest verschijnen.
Ik zag hun glimmende huid.
Ik zag hun aantal.
Een beest voor elke wond.
Een beest voor elk affront.
Een beest voor elk misbruik.
Een beest voor elke smaad.
Ik zag hun aantal.
Ik zag ze krioelen en kronkelen.
Ik zag ze kruipend op de vlucht slaan.
Ik zag het leeggebloed hart dat zich bevrijdt
Ik zag het leeggebloed vlees dat zich bevrijdt
Ik zag de keten die breekt.
Sommigen van ons, die dat ook zagen,
sommigen van ons hebben zich van kant gemaakt toen ze het zagen.
Want het is heftig, heel heftig, te heftig, de doorbraak van echt respect,
de doorbraak van gelijke relaties, de doorbraak van tederheid, na jarenlang
onder de plak te hebben gezeten.
Ook ik dacht dat ik zou creperen.
Ook ik dacht dat ik gek zou worden, dat ik de explosie niet zou overleven.
En ik wilde de vrouw verdrinken die ik tien jaar lang was geweest.
Ik wilde de feministe verdrinken die zich door haar verloofde liet uitschelden
voor zielig wicht,
die wegging en terugkeerde om zich voor zielig wicht uit te laten schelden.
Ik wilde de moeder verdrinken die zich tegen de grond liet slaan,
die wegging en terugkeerde om zich tegen de grond te laten slaan.
Ik heb die vrouw gehaat. Ik heb haar lichtgelovigheid gehaat. Ik heb haar
willoosheid gehaat. Ik heb haar vriendelijk gedrag gehaat.
Ik herhaalde voortdurend: ik weet niet wie de vrouw is die dat heeft
aanvaard, ik weet niet wie de vrouw is die dat heeft aanvaard.
Ik huilde in de loge voor ik het toneel op ging.
Ik huilde in mijn auto als ik boodschappen deed.
Ik sliep niet meer. Ik wist niet meer wie ik was. Ik twijfelde aan mijn eigen
herinneringen.
Ik dacht dat de slangen onsterfelijk waren.
Ik dacht dat de pijn ongeneeslijk was.
Ik dacht dat mijn borstkas voor altijd in tweeën was gespleten.
Maar de zussen, de zussen van overal, de zussen bij elke etappe, de zussen
onder elke ster, de zussen bemoeiden zich met het spel.
Voorbij, de opdringerige gedachten.
Voorbij, het weggezogen zelfrespect.
Voorbij, de touwtjes van de poppenspeler.
En de zussen noemden zich mijn zussen. En mijn zussen hielpen me die
vrouw te omhelzen. En mijn zussen hielpen me die vrouw lief aan te kijken
en haar dicht tegen haar hart te drukken en te fluisteren: je hebt gedaan wat
je kon.
Ja, je hebt gedaan wat je kon!
Zie hoe springlevend je nu bent!
Zie hoe je er staat!
Zoals wij allemaal.
Zoals wij allemaal.
Vertaald uit het Frans door Katelijne de Vuyst