Voor Marguerite Yourcenar

Véronique Bergen
07.05.2019
Auteurstekst
20190520 Littératureécologie Bergen

Op 20 mei 2019 is de Belgische schrijfster en filosofe Véronique Bergen opnieuw te gast in Passa Porta, ditmaal voor een avond over literatuur en klimaat. In 2017 schreef Bergen een laudatio voor de Nobele Prijs van Passa Porta, die dat jaar postuum werd uitgereikt aan Marguerite Yourcenar. In die tekst benadrukte Bergen de grote ecologische sensibiliteit in het werk van Yourcenar, een aspect dat veelal onderbelicht is gebleven. Bij deze gelegenheid stellen we Bergens laudatio, vertaald door Katelijne De Vuyst, opnieuw ter beschikking.

In het oeuvre van Marguerite Yourcenar (1903-1987) bevindt de literatuur zich op de plek waar goden, mensen en dierlijke, plantaardige en kosmische geesten elkaar ontmoeten: ze ontstaat op het kruispunt van de levende goden en alle levensvormen die worden ontboden en getransfigureerd. De moderniteit, maar ook de eeuwigheidswaarde en de universaliteit van haar geschriften hebben te maken met een onvermoeibare problematisering van de Geschiedenis, met een doorgedreven onderzoek naar de oorsprong, naar de nacht vóór en na de mens, naar de nu eens stralende, dan weer verwoestende krachten van de geest.

In haar romans, toneelstukken, poëzie, essays, memoires en brieven werpt Yourcenar een licht op onze huidige wereld, haar patstellingen, haar ecologische verwoestingen en haar materialisme. Tegelijkertijd heeft ze, vanaf Hadrianus’ gedenkschriften tot Het hermetisch zwart over Alexis of De verhandeling over de vergeefse strijd en Passies, het schrijven tot gemmologie verheven, tot een kunst van edelstenen en rotsen waaruit je het menselijke en geologische avontuur kunt aflezen. Toch is Yourcenar ook geregeld het slachtoffer van clichés en misvattingen die haar werk associëren met een gestreng classicisme dat volledig los zou staan van elk actueel probleem. Het zou echter helemaal verkeerd zijn haar oeuvre te reduceren tot een klassieke, versteende vorm. Want hoewel haar aparte avant-gardisme niets te maken heeft met verbale experimenten of met een explosie van formele mogelijkheden, hoewel het zich ver houdt van literaire modes als de nouveau roman, het existentialisme of het structuralisme, en hoewel het weigert zich te plooien naar de esthetiek van de transgressie en een bepaalde underground-scene, gebeurt dit enerzijds om beter door te dringen tot de kern van de dingen, de dans van het lichaam, de vervoering van het vlees en van de hartstocht (Passies, Alexis, Het genadeschot, Anna, soror…) en anderzijds in functie van de spirituele, alchemistische, artistieke of wetenschappelijke zoektocht naar de ander. Het is niet Yourcenars bedoeling de taal te onderwerpen aan allerlei syntactische of semantische ontsporingen, het is evenmin haar bedoeling ‘gaten in de taal te boren’ (Beckett): haar stijl heeft de weidse vleugelslag van de trekvogel. Hij laat zich bevruchten door een uit de doden opgewekt verleden en door de verrijzenis van dode talen (Grieks en Latijn), en bereikt zo de ware ‘oneigentijdsheid’ uit Nietzsches Oneigentijdse beschouwingen, met andere woorden het ‘akkoord’, niet alleen in zijn muzikale betekenis, maar ook als versmelting tussen het wezen en de letter, tussen de overgave aan de bewegingen van de wereld en de drijvende kracht die op het lot weegt om het om te buigen (‘Een leven is wat je ervan maakt’, schreef Yourcenar in Onder voorbehoud).

Wat ecologie betreft had Yourcenar een profetische blik. Lang voor de kwestie van de milieuverloedering aan de orde was en lang voor de dreigingen waar Gaia aan blootstaat werden gezien als de grootste uitdaging voor onze planeet, lang voor het van kwaad naar erger ging, sloeg Yourcenar alarm over de vele gevaren die de natuur bedreigden. Met een onverzettelijke, lucide blik wees ze ook op de valstrikken van een rabiaat feminisme, op de terugkeer van het fanatisme en op nieuwe vormen van vervreemding bij hen die beweren zich daarvan te bevrijden.

Om de geschiedenis door de eeuwen heen te doorkruisen — de meesterwerken uit de kunstgeschiedenis, de evolutie van de beschavingen, de ziel van dieren, oceanen en wouden — heeft Yourcenar de taal verheven tot een gedachte die de tijd op papier gestalte weet te geven, hem als het ware ‘beeldhouwt’. Een denken dat zo alomvattend wordt dat ze erin slaagt de dood in woorden weer te geven – de dood van Antinoüs, van de ongetemde natuur – en tevens de mythische kern van de feitelijke toevalligheden bloot weet te leggen. Yourcenars geschriften verbinden de vlucht van de arend met de kruipbewegingen van de slang. Ze schenken ons de schittering van onze labyrintische wereld, beschouwingen over de toekomst van keizerrijken, over religieuze ijver, over de pelgrims van de liefde. De stem van Yourcenar klinkt niet náást de dingen, maar ín een pantheïstisch soort spel waar mens en vogel, berg en roofdier allemaal worden bezield door éénzelfde adem, éénzelfde levenskracht waarvan het antropoceen, of beter gezegd, het ‘capitaloceen’, de toekomst heeft gehypothekeerd. Wie Yourcenars erfenis leest, krijgt er meteen haar metafysische pessimisme bij (ik citeer: ‘de mens zal de mens doden’ uit Het hermetisch zwart), dat onlosmakelijk verbonden is met een absolute liefde voor de duizend-en-één levensvormen die het heelal bevolken (‘Dezelfde kracht die denkt in de mens, kruipt in de aardworm, vliegt in de vogel of bloeit in de plant’ uit Als pelgrim en als vreemdeling).

Yourcenar werpt een licht op de twintigste eeuw via het Rome van Hadrianus, via de renaissance van Zeno. Ze analyseert datgene wat pas later kwam aan de hand van wat vroeger gebeurde, wat gegeven is aan de hand van datgene wat verloren ging en verdween. Zo heeft ze de letteren onderworpen aan de ambitie om in elk deel het alles te ontwaren en in het goddelijke ook het minuscule te blijven zien. In haar oeuvre probeert ze de mens uit het centrum te verdringen, laat ze hem vervagen in het glanzende licht van de voortschrijdende eeuwen, terwijl wij die laten dichtslibben in ons verzande geheugen, in een put van vergetelheid.

Aan de verzonken en vermoorde werelden, aan de vermorzelde dierlijke, vegetale en minerale schepselen, aan al wie vergeten wordt, aan de verworpenen der aarde heeft Yourcenar niet alleen een stem, maar ook consistentie en présence teruggegeven. Hadrianus vertrouwt ons toe: ‘Ik heb niet op de aanwezigheid van Antinoüs gewacht om me God te voelen’. Het rijk van de stille dingen daarentegen, van de tempels, de donkere rivieren en de dierlijke wereld hebben op Yourcenar, hun scriba, moeten wachten voordat ze het licht konden bereiken en werden bijgezet in een triomfboog van woorden. Yourcenars geloof in de literatuur houdt in dat het geschreven woord een wereld laat zien waar het mogelijk is te leven, een transformatie van het bestaan en op zijn minst een ommekeer van het innerlijke leven.

Brussel, 26 november 2017

Vertaling Katelijne De Vuyst voor Passa Porta

* Om de twee jaar reikt Passa Porta zijn eigen 'Nobele Prijs' uit. Een knipoog naar al die grote schrijvers en schrijfsters die om welke reden dan ook naast de Nobelprijs hebben gegrepen, zoals Kafka, Borges, Claus, Boon, Pasolini en Yourcenar.

Retrouvez Véronique Bergen à Passa Porta, en compagnie d’Emmanuelle Pagano :

Véronique Bergen
07.05.2019