Van stadsdichters en stadsgedichten. Over Vers Brussel
2004. Antwerpen was de eerste die er een had. Gent volgde. Dus moest Brussel er ook een hebben: een stadsdichter. Politici schreven resoluties, maar de stadsdichter kwam er niet. Hoe kon één dichter een stad vatten, die zo gefragmenteerd was dat ze in 100 hoofden en 100 wijken een andere stad werd?
Op vraag van Passa Porta ontwikkelden David Van Reybrouck en Peter Vermeersch een Brussels Dichterscollectief, een ontmoeting tussen talen en genres, waar, zo hoopten zij, nieuwe talen en genres zouden ontstaan. Met Vers Brussel nam Passa Porta nog een ander initiatief: wijken vatten in woorden, en woorden vatten in beelden. Een ontmoeting tussen een dichter en een beeldend kunstenaar, passanten, en een dichter en een beeldend kunstenaar met een wijk en zijn bewoners. Vers en beeld zouden een permanente plek krijgen in de publieke ruimte in de wijk, zodat de ontmoeting waaruit ze ontstaan waren, konden leiden tot nieuwe ontmoetingen, en nieuwe betekenissen voor wie er later bij stil zou blijven staan. Schrijven aan een bundel stadsgedichten met de publieke ruimte als blad. Het werden dus staties in een kruisweg, geen twaalf maar uiteindelijk tien op evenveel jaar. Brussel is complex, en gecomplexeerd: het gunt zichzelf geen schoonheid.
Fait divers in het journaal van 12 december 2017. Een man had in Wilrijk een sneeuwpop gemaakt. Niet zomaar een sneeuwpop. Een kunstwerk. Een vrouw. Een grote vrouw, een goddelijke vrouw. ‘Het kon mijn moeder zijn.’ Terwijl hij het zei, toonde de camera hoe hij over haar koude billen en borsten wreef. De pop zorgde voor bewonderende blikken, voor blije gezichten en voor een vriendelijke groet van buurtbewoners en passanten. De kunstenaar, Raed Alobedi, bleek zowaar een professor keramiek te zijn, die zeven jaar geleden zijn thuisland was ontvlucht en in Antwerpen was terechtgekomen. Als hij niet met sneeuw speelt, maakt hij beelden die zijn Babylonische wortels verraden, en zijn zoektocht naar de manier waarop zijn Iraakse Ik kan wortelen in Antwerpen. En omgekeerd. Zo verandert de realiteit zijn verbeelding, en zijn verbeelding de realiteit.
Had de man op een bank in het Maximilaanpark gezeten, had geen passant gelachen, laat staan gegroet. Psychologie van de ontmoeting: we zijn waar we op lijken, tot we worden wat we doen. Vers Brussel trekt een bescheiden spoor door tien wijken in Brussel. Tien plekken waar je, zoals de bewoners van Wilrijk bij de passant met de sneeuwpop, halt kunt houden, de wijk kunt zien door de ogen van een beeldend kunstenaar, en lezen door de woorden van een dichter. Het zijn aantekeningen, handtekeningen in de publieke ruimte, die je ertoe prikkelen om dat stukje Brussel anders te zien, of misschien gewoon te zien, tout court, voor het eerst. Voor wie er woont, wie er passeert, en wie er, met het gidsje in de hand, op bezoek komt.
Diversiteit bestaat alleen waar er ontmoeting is. Anders is er enkel verschil en versnippering. Conflict. Er zijn nogal wat Brusselaars wier hoofdstad elders ligt, in hun hoofd. Omdat ze in Brussel nooit ‘te huis’ worden, maar ‘te gast’ blijven, en omdat ze hun ik dan maar in de wieg van hun (voor)vader zoeken, of in hun perceptie daarvan. Stamboomidentiteit. Als Brussel al een identiteit moet zoeken, die Brusselaars verbindt, is het die van de verbeelding, als verzet tegen de onwrikbare identiteiten.
Witold Gombrowicz schreef in 1968 dat hij ‘geen vertrouwen had in religies, doctrines, ideologieën, instellingen. Dus kon ik enkel op eigen benen staan. Maar ik was een Pool, gegoten in de Poolse mal, levend in Polen. En dus moest ik verder zoeken naar mijn “zelf”, op een plaats waar ik niet langer Pool was maar gewoon mens.’ En Gombrowicz werd deel van de Poolse diaspora, en gaf zijn hele leven vorm aan de Poolse identiteit door er zich tegen te verzetten.
Wie op zoek wil naar zichzelf, op een plaats waar hij of zij niet langer Vlaming, Waal, Marokkaan, Turk,of Nederlander is, maar gewoon mens, hoeft niet zo ver te lopen. Hij of zij kan terecht in Brussel. Niet omdat Brussel de hoofdstad van een volk of een natie is, maar net omdat Brussel dat niet is, of niet moet willen zijn, en zich daar tegen moet verzetten.
Brussel heeft, 14 jaar na de onuitgevoerde resoluties, nog altijd geen nood aan stadsdichters, maar des te meer aan poëzie in de stad. Vers Brussel houdt hier halt. Voor de kunst in de publieke ruimte een tussenstop.