De verbindingen van Samanta Schweblin
Op het Passa Porta Festival gaat de Vlaamse schrijfster Hannah Roels, die in 2017 debuteerde met de roman Het portret, in gesprek met de Argentijnse Samanta Schweblin (o.a. Duizend ogen, uitg. Meridiaan, 2020).
Bij wijze van opmaat voor hun gesprek schreef Hannah Roels een stuk waarin ze op zoek gaat naar enkele motieven in Schweblins werk en een spoor van horror ontwaart.
-
Ze zijn een metafoor voor het internet, en meer precies voor de sociale media en het voyeurisme waar we vrijwillig aan deelnemen. In de wereld van Samanta Schweblins roman Duizend ogen halen steeds meer mensen een ‘kentuki’ in huis. Een knuffel met wielen, een camera waar de oogjes zitten en een motor die je moet opladen. Het kan een panda zijn, een konijntje, mol, kraai of draakje. Simpel en lief speelgoed, zo lijkt het. Ware het niet dat er iemand in de kentuki zit, virtueel dan, en dat deze persoon, dit anonieme oog, in het huis van de kentuki-eigenaar wordt toegelaten.
Schweblin onderzoekt hier wat het betekent om steeds meer online te leven. Toch is het haar niet zozeer te doen om de technologie zelf, maar om de hoop en angsten van de mensen die kentuki worden of er eentje in huis halen. Over deze keuze wordt uitgebreid nagedacht. Willen we bekeken worden of kijken we liever zelf? Het lijkt aanlokkelijker om een verbindingscode te kopen en kentuki te worden, hopend op een eigenaar die het bespieden waard is. Gaandeweg begrijp je ook het verlangen van de mensen die een kentuki kopen. Zij hebben de meeste macht, zij beslissen waar de peluche mag rijden en wat hij te zien krijgt.
Liefde en controle
Zoals we onze familieleden niet kiezen, kan een kentuki niet beslissen met welke eigenaar hij wordt verbonden en vice versa. En net zoals voor veel families geldt, gaat liefde hand in hand met het verlangen om te domineren. Er is ontegensprekelijk genegenheid. Kentuki’s zijn zo aandoenlijk, brommend en kreetjes slakend, dat de meeste eigenaars ze als adoptiekinderen behandelen. Maar deze affectie is niet gratis. Beide partijen zijn immers aan elkaar overgeleverd. De eigenaar kan beslissen om de motor van zijn kentuki niet meer op te laden, waardoor de verbinding onherroepelijk verbroken wordt.
Ook de kentuki kan zichzelf kapotmaken als hij er geen zin in heeft. Halverwege het boek belanden we in een bejaardentehuis waar een koppel kentukis wordt losgelaten. Een van de konijnen bekijkt de oudjes en rijdt daarna recht op een vijver af, paniek veroorzakend.
Het verlangen naar controle uit zich vaak in het al dan niet communiceren. Omdat kentuki’s enkel kunnen snorren en zoemen, halen sommige eigenaars er een ouijabord bij om hun beest te leren kennen, of ze bedenken codes. Anderen gaan verder en nemen telefonisch contact op met de persoon ‘in’ de kentuki. Maar in veel gevallen weigert een van beiden echte communicatie. Zo probeert Enzo contact te krijgen met de persoon die de mol van zijn zoon bestuurt. De kentuki negeert Enzo en maakt hem radeloos. ‘Dat doe je gewoon niet. Het punt is dat u de hele dag door mijn huis hobbelt, maar niet het fatsoen hebt om het woord tot me te richten. Mag u mij soms niet?'
Alina bindt haar kraaitje vast en verplicht hem om naar vieze filmpjes te kijken, ze viert haar frustraties bot op de peluche, op een balorige, uitgelaten manier. Maar communiceren met de kraai? In geen geval.
Het proberen domineren is constant aanwezig.
Ook in het andere werk van Schweblin gaat liefde samen met controle. Haar korte verhalen spelen zich bijna allemaal in de huiselijke sfeer af. De ouders zijn gek of gevaarlijk (of allebei), de kinderen doen vaak griezelige dingen. Of ze verdwijnen.
In Siete casas vacías (niet vertaald) is een neurotisch koppel op zoek naar hun kinderen. Ze zijn wanhopig en halen de politie erbij. Uiteindelijk treffen ze zoon en dochter in de tuin met de grootouders, iedereen poedelnaakt, dansend en zingend. Als lezer voel je meteen dat de kinderen beter af zijn bij deze dementerende oma en opa, dan bij hun ouders. Verderop, in ‘La Respiración cavernaria’, lezen we over een vrouw die vat probeert te krijgen op haar naderende dood aan de hand van lijstjes. Ze wil de dood niet gewoon op afstand houden, ze wil hem letterlijk controleren en stippelt hiervoor een plan uit. In het verhaal ‘Conserven’ uit de bundel De Mond vol vogels keert een zwangere vrouw het proces in haar baarmoeder om. Stap voor stap, op een griezelig nauwkeurige manier. ‘Dan houdt hij het glas onder mijn kin en ten slotte, heel zachtjes, spuw ik haar uit.’
Schweblins personages zijn meer dan eenzaam, ze zijn verloren. Ze weten niet goed waar ze zich bevinden in ruimte en tijd en proberen dit te stelpen door controle uit te oefenen. In hoeverre laat je een kentuki toe in je leven en in hoeverre wil je, als je zelf kentuki bent, bevrijd worden van je eigenaar? Duizend ogen gaat over binnenhalen en buitensluiten, alles draait om de controle over deze passage, om onze ambivalente houding tegenover intimiteit.
Sluipend gif
Deze ambivalente houding is ook het centrale idee van de novelle Gif. De oorspronkelijke titel is Distancia de rescate. Hiermee wordt de afstand bedoeld die Amanda, de vertelster, scheidt van haar dochtertje Nina. Het is de imaginaire en variabele lengte die ze moet afleggen om Nina te redden als er iets gebeurt. Dit koord verbindt moeder en dochter en maakt hen tegelijk compleet afhankelijk van elkaar.
Het hele boek is opgebouwd rond afstanden en verbindingen. Een ander kind, David, ondergaat una migración. Nadat hij van een vergiftigde rivier heeft gedronken, wordt zijn geest naar een ander lichaam overgebracht om te kunnen overleven. Vanaf dat moment voelt zijn moeder dat er een vreemde in haar kind zit. ‘Dus dit is mijn nieuwe David. Dit monster.’ Ze begint haar zoon steeds meer buiten te sluiten.
Ook de verhalen in Siete casas vacías gaan over binnendringen, maar dan in huizen, zoals kentukis dat doen in de intimiteit van hun eigenaars. De vrouw met de lijstjes in ‘La Respiración cavernaria’ heeft haar zoon verloren toen hij klein was en probeert uit alle macht zijn herinnering te bewaren. Er is een buurjongetje, dat het goed kan vinden met haar echtgenoot. Zij doet er echter alles aan om het buurjongetje uit haar huis en haar leven te weren. Wanneer hij in een greppel sukkelt, laat ze hem zelfs aan zijn lot over. Ze beseft niet hoe dat samenhangt met haar gestorven zoon en sluit zich steeds meer op in haar eigen labyrint.
Alles is verbonden in de wereld van Schweblin. Dat geeft haar verhalen iets onmiskenbaar unheimlich. In Gif somt Davids moeder de details op waaraan ze merkt dat er een vreemde in het lichaam van haar kind zit. Ook Amanda ervaart het bij haar dochter. ‘’Ik ben Nina niet,’ zegt Nina. Ze leunt tegen de rugleuning en kruist haar benen op een manier zoals ze nooit eerder heeft gedaan.’ De vervreemding groeit.
Ook in Duizend ogen gebeuren merkwaardige omkeringen. De enige relatie tussen twee fysieke mensen die zich in het boek ontwikkelt, is die tussen Grigor en Nikolina. De twee zitten onafgebroken aan hun scherm kentuki’s te besturen. Zij doet hem steeds meer aan een robot denken. Op een positieve, aantrekkelijke manier nog wel.
Als alles met elkaar in contact staat, is niets nog wat het lijkt. Een ander voorbeeld is de mol van Enzo. Deze kentuki weigert communicatie met zijn eigenaar, maar heeft zich op een voorbeeldige manier over diens zoon ontfermd, de jongen overal volgend en controlerend. Het is schokkend wanneer Enzo ontdekt dat de persoon ‘in’ het molletje eigenlijk een pedofiel is.
Kijken en meekijken
Wat bijdraagt tot deze vervreemding, is dat de kentukibeesten niet spreken. Ze zijn louter camera, vandaar de Nederlandstalige titel. We kunnen de gezichtsuitdrukking van de persoon ‘in’ de kentuki niet zien. Er is enkel de lens, en daar valt niets uit af te leiden. Kentuki’s zijn het pure kijken.
Het sterke van Schweblins proza is dat ze deze blik juist volgt om het verhaal te vertellen. Alles wordt beschreven vanuit de kentukis (en hun eigenaars). We ontdekken de wereld samen met hen, we worden samen verrast en op het verkeerde been gezet. Het boek is hierdoor bij momenten onhoudbaar spannend, zoals tijdens de kidnapping waarvan een kentuki getuige is, zonder echt te kunnen ingrijpen.
Dit kijkende perspectief maakt Schweblins stijl compact en accuraat, vol aandacht voor materiële details. Ze schrijft met het soort precisie dat we gebruiken om een vreemde droom na te vertellen, zoekend naar aanknopingspunten, naar datgene wat net buiten het gezichtsveld valt. Een belangrijk detail in Gif is het sisaltouw waarmee de kinderen worden vastgebonden, en in Siete Casas keert het doosje met chocoladepoeder terug. In Duizend ogen zijn er de opgedroogde sinaasappelschillen onder het hoofdkussen. Deze details lijken over de verhalen gestrooid als sporen, zwijgende voorwerpen die iets groters aanduiden. Het geeft Schweblins werk een zekere onverstoorbaarheid en als lezer word je er enigszins door gerustgesteld. Omdat je meekijkt met de verteller, heb je het gevoel in goede handen te zijn. Zij weet immers waarover ze spreekt. Tegelijk voel je achter iedere hoek de horror, precies door de griezelige, onafwendbare logica van haar schrijven.
De horror zit in het kijken zelf, zoveel is duidelijk. Het kwaad bevindt zich niet in de buitenwereld, zoals in Duizend ogen het kwaad zich niet in de technologie bevindt. Die laatste is slechts een spiegel.
Samanta Schweblin op het Passa Porta Festival
- 25.3 Samanta Schweblin: als je knuffeldier een spion wordt. Live online interview door Hannah Roels