Liefde voor het levende moment. Over 'dead lady' Anaïs Nin

Hans Depelchin
15.12.2022
Auteurstekst
Anais Nin

De voorbije weken presenteerde Passa Porta in Brussel, Oostende en Antwerpen de 8ste Dead Ladies Show, met dank aan de collega’s van Kaap, Letterenhuis en Arenbergschouwburg. Gaea Schoeters zorgde opnieuw voor een gevarieerd en leerrijk programma, ditmaal over leven en werk van Anaïs Nin, Berthe Morisot, Nellie Bly en Elsa von Freytag-Loringhoven, bekeken door de ogen van Hans Depelchin, Nicky Aerts, Winny Ang en Louky van Eijkelenburg.

Twee zangeressen, begeleid door huispianiste Lies Colman, brachten ook liederen van miskende of vergeten componistes uit het verleden. In Oostende zong Elise Caluwaerts werk van Alma Mahler en de zussen Lili en Nadia Boulanger, in Brussel en Antwerpen bracht Katerina Fotinaki een onvergetelijke hommage aan Connie Converse en Angélique Ionatos.

De Vlaamse auteur Hans Depelchin debuteerde in 2020 met de roman Weekdier en publiceerde dit jaar zijn eerste dichtbundel Spanriem. Aan hem vroegen we om ook online verslag uit te brengen over zijn fascinatie voor roman- en dagboekschrijfster Anaïs Nin, een non-conformiste die volgens hem rehabilitatie verdient. Hieronder lees je waarom.


Er zijn niet veel vrouwelijke auteurs die indrukwekkend literair werk hebben gepresteerd. Anaïs Nin is een van die zeldzame geniale schrijfsters, die in stilte en met een fijne, vrouwelijke bescheidenheid zich een plaats in de wereldliteratuur hebben verworven.

Aldus de Antwerpse schrijver Hugo Raes (1929-2013). Hij bedoelt het wellicht goed wanneer hij het historische belang van vrouwelijke auteurs ontkent en Anaïs Nin met zijn clichématige typering – stil, fijn, vrouwelijk, bescheiden – in eenzelfde beweging het zwijgen oplegt. Dit citaat illustreert waar vrouwelijke auteurs een leven lang tegen opboksen: ze zijn er… En dan toch weer niet.

Anaïs Nin (1901-1977) leidt een bewogen leven. Ze begint als elfjarige een dagboek te schrijven op het schip dat haar in 1914 van Frankrijk naar de VS brengt. Nog geen tien jaar later keert ze terug (pas in 1940 trekt ze opnieuw naar de VS) en maakt onder de vleugels van Henry Miller naam als model en lid van de Parijse beau monde. Ze trouwt met filmmaker Hugh Parker Guiler (a.k.a. Ian Hugo), vestigt zich in Louveciennes, een landelijke gemeente ten westen van Parijs, houdt er openlijk meerdere affaires op na, gaat een tweede huwelijk aan en heeft op een bepaald moment een seksuele relatie met haar vader. Ze verliest een kind bij de geboorte. Ze wordt verliefd op June, de vrouw van Henry Miller. Leven en werk vloeien voortdurend in elkaar over.

Uit Nins dagboeken blijkt haar dwangmatige, literaire ambitie: haar handelen stuurt haar schrijverschap, haar schrijven stuurt haar handelen. Ze zet concepten als moederschap, liefde, vrouwelijkheid, familie en seksualiteit op de helling, ontwricht traditionele rollenpatronen, en bouwt daaruit een levensstijl op. Als om zich in te dekken, mythologiseert ze datgene wat als ‘afwijking’ wordt beschouwd. Haar seksualiteit, bijvoorbeeld, staat volledig in functie van het creërende bestaan. Ze volgt de zienswijze van Otto Rank, haar psychoanalyticus:

Er is bij homoseksualiteit sprake van een overschrijden van bepaalde grenzen dat duidt op een creatieve behoefte: een dwingende drijfkracht die weinig te maken heeft met de gebruikelijke seksuele activiteit.
Otto Rank

Rank gooit psychoanalytische archetypes en rollenpatronen, genderidentiteit en geaardheid op één hoop om Nins gedrag tegenover ‘het gebruikelijke’ te plaatsen en rechtstreeks te wijten aan haar artistieke, ‘afwijkende’ aard. Homo-erotiek wordt daardoor onbelangrijk, puur platonisch of puur vleselijk. Rank is op haar verliefd en wil haar op het rechte pad houden, dat wil zeggen: het pad dat door ‘normale’ mannen voor ‘normale’ vrouwen is geplaveid.

Nin zweert bij een onvast, woekerend, intuïtief leven, vertrekkend vanuit de ‘liefde voor het levende moment.’ Dat levert haar in de ogen van haar entourage en de literatuurkritiek soms de labels ‘aanstellerig’, ‘theatraal’ en ‘egocentrisch’ op. In 1998, ongeveer tien jaar na haar dood, schrijft Klary Koopmans in het tijdschrift Lust en Gratie dit:

De wereld van Anaïs Nin is een sprookjesachtige, mystieke wereld (…) waarin elke gebeurtenis, elke droom, elke ontmoeting bijdraagt aan haar hoogst persoonlijke mythologie.
Klary Koopmans

Maar vanuit haar underdogpositie als vrouw in een mannenwereld heeft Nin die mythologie nodig. Ze gooit haar identiteit als hybride, intrigerende, sensuele kunstenaarsdochter (haar vader is de Cubaanse componist Joaquín Nin) in de strijd om te slagen in haar opzet, ongeacht de afgunst of de afkeuring die haar dat oplevert. Net zoals elke schrijver wil ze gewoon uitgegeven worden, in zoveel mogelijk landen en in zoveel mogelijk talen. Net zoals elke schrijver wil ze ergens bij horen, ondanks haar voortdurende neiging om normdoorbrekend te zijn. Ze wil zoals elke schrijver op het feestje uitgenodigd worden, en niet alleen welkom zijn maar ook gewenst. Ze heeft veel over voor erkenning. Uitsluiting is geen deel van het plan. Het is een nachtmerrie. Gedoogd worden is niet genoeg. Gezien worden. Graag gezien worden.

Nin gebruikt haar schrijverschap als emancipatorisch middel bij uitstek, als een manier om de soms tegenstrijdige rollen van vrouw, societyfiguur, minnares, schrijfster, moeder, surrealist, visionair en voorvechtster van vrouwenrechten met elkaar te verzoenen. Om die tegenstrijdigheden niet te veel te laten blijken, zet ze naar buiten toe vaak een masker op, waarachter ze zich niet zelden gevangen voelt. Alsof er een vogelkooi over haar hoofd staat, waarin die tegenstrijdige stemmen haar wild om de oren vliegen. Ze is er, maar ze zit ook opgesloten. Ze kan bewegen, maar ze wordt ook beperkt. Haar lichaam neemt ruimte in en blijft tegelijkertijd doorschijnend. Op de koop toe is dat lichaam ook nog eens onderhevig aan verval. Het is vermoeiend om gelijke tred te houden met het beeld dat ze van zichzelf heeft geconstrueerd. En toch wil ze dat beeld zo lang mogelijk conserveren. Na een facelift op haar zestigste, schrijft ze:

Ik voel me verstrikt in een schijnjeugdigheid. Verstikt. Ik stik achter dit masker.
Anaïs Nin

Bijna vijfentwintig jaar na de vernietigende woorden van Klary Koopmans schrijft Claire-Louise Bennett in haar roman Kassa 19: ‘Ik zei dat ik vooral getroffen was door de manier waarop ze [Anaïs Nin] over seksuele relaties schrijft als een manier om zichzelf te ontwortelen, om onvast te blijven, om de vertrouwde grenzen van haar persoonlijkheid te overschrijden. Eigenlijk zouden we Nin later in ons leven moeten lezen, wanneer we gevestigd zijn en zo enorm zeker van onszelf en we er misschien baat bij zouden kunnen hebben om uit het lood geslagen te worden, om misschien gek te worden.’

De tijd is rijp voor een rehabilitatie van Anaïs Nins rijke en ontwrichtende oeuvre, dat zowel verhalen, essayistiek, romans en dagboeken bevat die een groot deel van de turbulente twintigste eeuw evoceren. Zeker nu, op een moment dat autofictie de eindejaarslijstjes domineert en auteurs die geen witte mannen zijn hun plaats opeisen. Stil, fijn en bescheiden is Anaïs Nin in de grond nooit geweest. Er is ruimte om haar, en zovele anderen die ten onrechte het zwijgen werden opgelegd, te laten schreeuwen en resoneren. Met haar mee te stappen in de liefde voor het levende moment.

Foto: Anaïs Nin als Astarte. Still uit de film 'Inauguration of the Pleasure Dome' van Kenneth Anger (1954).
Hans Depelchin
15.12.2022