macht
Wat houdt auteurs vandaag bezig? Voor het Passa Porta Festival vroegen we aan 7 schrijvers uit binnen- en buitenland om die vraag te beantwoorden met een nieuwe tekst. Zo inspireerden zij ons bij de samenstelling van het festivalprogramma.
Als eerste lees je de bijdrage van de Kameroense schrijfster Imbolo Mbue. Ze werd geboren in 1982 en ging studeren in de VS, waar ze vandaag nog altijd woont. Haar eerste roman Behold the Dreamers won de PEN/Faulkner Award en werd in het Nederlands vertaald als Zie de dromers (2016). In mei 2021 verschijnt haar tweede boek Hoe mooi wij waren in een vertaling van Heleen Oomen en Jenske van der Velden (De Bezige Bij). How Beautiful We Were is een aangrijpende roman over de uitbuiting van mens en milieu door multinationals en corrupte regeringen.
-
Op de radio hoorde ik voor het eerst woorden als activist en dissident. Ik hoorde verhalen over burgers die de straat op gingen om te protesteren tegen onrecht. Ik hoorde over journalisten die de gevangenis in moesten omdat ze corrupte regeringspraktijken aan het licht hadden gebracht. Ik vernam dat de Zuid-Afrikaanse antiapartheidsactivist Chris Hani was vermoord. Op een keer haastte ik me uit school naar huis om te horen hoe het zou aflopen met een gearresteerde Nigeriaanse milieuactivist die Ken Saro Wiwa heette. Ik bad dat hij en zijn medemilieuactivisten gespaard zouden worden. Dat werden ze niet. Ze werden opgehangen omdat ze hun regering hadden getrotseerd door te eisen dat een oliemaatschappij ophield met het vergiftigen van hun grond.
Dit soort verhalen wekten bij mij zowel afgrijzen als fascinatie. Hoe waren deze mannen activisten en dissidenten geworden, hoe waren ze betrokken geraakt bij de milieubeweging? Wat maakte hen zo onverschrokken? Het waren de jaren negentig, en de verhalen van de grote Afrikaanse revolutionairen lagen ons nog vers in het collectieve geheugen. Thomas Sankara in Burkina Faso. Patrice Lumumba in Congo. Kwame Nkrumah in Ghana. De vele jaren die Nelson Mandela in gevangenschap had doorgebracht.
Als ik later groot was, wilde ik voor een groot man werken. Misschien kon ik worden aangenomen om brieven uit te typen voor Nelson Mandela. Of ik kon de was doen voor Desmond Tutu. De naam van de Angolese rebellenleider Jonas Savimbi kwam veel voorbij op de radio en al begreep ik niet precies waar hij voor streed, ik fantaseerde erover dat ik een van zijn volgelingen was, dat ik zij aan zij vocht met een groep mannen die even vurig als ik een eind wilden maken aan een of andere misstand.
Deze strijders leken in niets op de volwassenen om me heen, goede mensen die weliswaar niet blij waren met de dictatuur waaronder ze leefden, maar die voldoening putten uit de simpele genoegens van hun dagelijks bestaan. Ik zag de waarde wel van onze eenvoudige manier van leven, maar toch wenste ik vaak dat iemand in mijn stad eens zou opstaan en van de regering eiste dat die iets van de rijke opbrengst van onze landelijke olieraffinaderij zou delen met onze gemeenschap, want de raffinaderij stond op onze grond en toch konden de mensen uit mijn stad er nauwelijks een baan krijgen.
Ik was wel zo slim om niemand in mijn familie of vriendenkring iets te vertellen over mijn wilde plannen om carrière te maken als assistent-revolutionair, al plaagde ik mijn moeder vaak met vragen:
Nu besef ik dat het meer dan nieuwsgierigheid was waardoor ik me zo aangetrokken voelde tot revolutionairen en rebellen en dwarsliggers. Wat me werkelijk in hen aantrok was het feit dat zij iets deden waarvan ik wilde dat ik het kon doen, maar wat ik niet kon omdat het in mijn omgeving zo goed als niet bestond: ze kwamen in verzet tegen macht.
Zolang ik me kan herinneren ben ik me ervan bewust geweest dat overal om me heen macht werd gebruikt en misbruikt. Ik stond versteld van de macht die mensen over elkaar hebben, en het ongegeneerde vertoon van menselijke superioriteit. Waarom lopen de machtigen zo vaak over de machtelozen heen? Waarom leggen sommige mensen zich zo vredig bij hun machteloosheid neer? Waarom is de maatschappij verdeeld tussen de machtigen en de machtelozen?
Net als op de meeste plekken ter wereld was het belangrijkste machtsmiddel in mijn geboortestad rijkdom. Hoe patriarchaal onze samenleving ook zijn mocht, een rijke vrouw had daarin nog altijd meer macht dan een arme man. De dominantie van de heersende klasse over de onderklasse werd niet onder stoelen of banken gestoken; er bestonden geen regels om de armen te beschermen ‒ een rijke persoon kon zijn of haar werknemers slecht behandelen, en alles wat een werknemer kon doen was ‘Ja meneer’ en ‘Ja mevrouw’ zeggen. Regeringsambtenaren konden ongestraft steekpenningen eisen en aannemen.
Om me heen zag ik familieleden en vrienden een man met een Mercedes respectvoller behandelen dan een man met een fiets. In de kerk waren de beste bankjes vooraan kennelijk gereserveerd voor de rijken en machtigen. Kinderen van rijke ouders werden door iedereen mooier en intelligenter gevonden en op school kregen zij van de leraren een voorkeursbehandeling. Ik kon me niet neerleggen bij de gedachte dat sommige mensen waardigheid en respect meer verdienden dan anderen.
Ik kwam naar Amerika met het naïeve idee dat het daar anders zou zijn ‒ wat ik op de radio had gehoord had de indruk gewekt dat Amerika een veel beter land was dan Kameroen. En in sommige opzichten was dat ook zo, maar niet als het ging om machtsmisbruik.
In beide landen had je aan de ene kant de machtigen, en aan de andere kant degenen die van hun macht beroofd waren, al dan niet met geweld. Dan waren er nog mensen die bewust of onbewust hun macht hadden afgestaan.
In Kameroen heerste nepotisme. In Amerika kwam ik in aanraking met racisme. En ik ontdekte dat beide ismes even kwaadaardig waren. Elk isme dat ik in de VS tegenkwam had zijn tegenhanger of equivalent in Kameroen; en allemaal waren ze het product van dezelfde verdorven machtsverhoudingen.
Soms komt het goed uit om een bepaalde groep mensen de schuld te geven van de problemen in de samenleving, maar als we dat doen realiseren we ons niet dat mensen van ieder ras, ieder gender, ieder geloof in staat zijn tot machtsmisbruik, dat het in onze menselijke aard zit. Psychologisch onderzoek heeft aangetoond dat iedereen die je macht geeft impulsief, onverzadigbaar en arrogant kan worden en onethisch gedrag kan gaan vertonen waartoe hij of zij zich anders niet zou hebben verlaagd. Het machtsspel is ongekend wreed.
Als zwarten ooit dezelfde macht zouden krijgen die nu in de handen van witten is, en witten in de marge zouden belanden, was ons land nog altijd geen haar beter. Evenmin zouden we tevreden zijn met een matriarchale samenleving waarin mannen behandeld worden als tweederangsburgers. Onze gedeelde droom zou moeten zijn dat ieder mens wordt behandeld met evenveel respect.
Wil ik hiermee zeggen dat we een gelijkwaardige samenleving moeten bouwen die in iedereens behoefte voorziet? Ja. Weet ik hoe zo’n samenleving eruit zou zien als je die koppelt aan kapitalisme? Nee. Maar ik weet wel dat gelijkheid voor alle mensen ons belangrijkste uitgangspunt zou moeten zijn. Als sociaal wakkere burgers staan we niet aan de kant van zwart of wit, arm of rijk, man of vrouw: we staan aan de kant van waarheid en gerechtigheid. We staan aan de kant van liefde en vrede. Mensen zijn niet goed omdat ze zwart zijn, en ze zijn geen slechte mensen omdat ze rijk zijn. Mensen zijn mensen, en ieder van ons is complex en heeft gebreken en ambities.
Op zeker moment na mijn vertrek uit Kameroen liet ik mijn ambitie om mijn leven in dienst te stellen van een revolutionair varen. Misschien was ik me onbewust af gaan vragen: Waar zijn de vrouwen? Waarom hoor ik nooit eens ook verhalen over de grote vrouwen? De enige vrouw die in verband met een beweging bekendheid genoot was Winnie Mandela, en in onze media werd zij afgeschilderd als ‘de vrouw van’. Altijd als de volwassenen om me heen het over haar hadden, was dat in de trant van ‘Wat is ze toch een fantastische echtgenote, zo zou iedere vrouw moeten zijn.’
Dat is er nooit van gekomen.
Ik ging Business Management studeren in New Jersey en nadat ik mijn Bachelor had behaald had ik een hele rits banen, van bankbediende tot tandartsreceptionist. Maar mijn eerbied voor revolutionairen en activisten bleef. Ergens in die tijd las ik een roman van Toni Morrison en dat inspireerde me om te gaan schrijven. Meteen het eerste verhaal waaraan ik begon ging over een Afrikaans meisje dat uitgroeit tot een revolutionair.
Ik ben nog altijd diep onder de indruk van revolutionairen, vooral de ongevierde. Ik ben diep onder de indruk van wat er mogelijk is wanneer een mens besluit zijn of haar macht te laten gelden. Van revolutionairen leerde ik dat we allemaal machtig zijn en dat als we die macht opeisen en er gebruik van maken, dat ons vreselijk duur kan komen te staan. En toch droom ik van een wereld waarin we allemaal zullen inzien hoe ontzagwekkend we zijn en wat voor grootse dingen we met onze macht kunnen verwezenlijken.
Vertaald uit het Engels door Jeske van der Velden
Vind Imbolo Mbue op het Passa Porta Festival
- 27.03.2020 Women and Power: Imbolo Mbue
-
Foto: Clay Banks / Unsplash